ke) aan de heer W. J. Jochems te Wassenaar. Dhr. Jochems was behalve eigenaar van de renbanen „Duindigt" te Wassenaar ook al eigenaar van enkele eendenkooien. Dhr. Jo chems was tevens een groot jacht- en natuurliefhebber en kocht de kooi meer voor de vo gels, speciaal de kluten, dan voor de opbrengst. Twee extra lage gedeelten van de Loc kerspolder werden weer afzonderlijk omwald en niet bemalen. Dit aangelegde vogelreser vaat werd al vrij snel door kokmeeuwen, sterns en kluten in bezit genomen. Dhr. Jochems was zeer milieu-bewust, al zal dat toen anders hebben geheten. De pachter van de naast de kooi gelegen boerderij mocht géén kunstmest gebruiken, alléén stalmest, en de meetjes in de Lockerspolder mochten niet voor 15 juli, dat is na het broedseizoen, worden beweid. Op 1 mei 1916 vertrok Man in 't Veld van de kooi te Ellemeet. T. Rosmolen, afkomstig van de eendenkooi in Renesse, werd kooiker, tevens onbezoldigd rijksveldwachter in loondienst op een weekloon van f 10,—. Hierbij hoorde wél vrij wonen, tuin, lapje grond en gelegenheid tot het houden van geiten. Per gevangen wilde eend werd 5 cent zgn. „kopgeld" uitgekeerd, smienten, slobeenden, krakeenden, („krêêsten") en pijlstaarten werden als halven" gere kend en talingen als Vs. Tevens kreeg de kooiker de helft van de opbrengst van de gevangen paling en de geraapte kokmeeuweieren. Het aantal staleenden bedroeg toen ca. 1200 stuks en het aantal tamme eenden ca. 200 stuks. Met vangsten van ca. 1200 eenden per jaar en prijzen van f 0,35 voor zomerbout en f 1,00 voor winterbout was de kooi niet erg rendabel. In 1921 werd de gedeeltelijk houten vijzel-windwatermolen vervangen door een geheel me talen veelbladige Amerikaanse windmolen, welke in 1938 weer door een kleine „Bosman"- poldermolen werd vervangen. afb. 7. Het kooikershuis Slik weg 104 met schuur en de kooi van Ellemeet op de achtergrond, mei 1937 (foto R. ten Kate. Zierikzee). 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1984 | | pagina 97