negenheid voor hem. Dat blijkt uit de overlijdensadvertentie die te zijner nagedachtenis geplaatst werd door de ook door „Jan Gabriël" genoemde Dina van den Berge en haar oud-collega Marie van Donge (Zier. Nieuwsb. 16 jan. 1939). Wij kunnen hier niets an ders uit concluderen dan dat mr. Bakker voor zijn ondergeschikten een humaan pa troon en sociaal bewogen werkgever geweest is. Het tweede gedeelte van Jan Gabriël's mededeling houdt verband met de aanleiding tot de keuze van ons onderwerp, t.w. de grote belangstelling en vriendschap die mr. Bakker koesterde voor de Zierikseese jongeren in zijn tijd. Die bleek niet alleen uit zijn grote be trokkenheid bij de padvindersgroep en zijn zorg voor een goede vakopleiding van de jongelui aan de „Ambachtsschool voor Schouwen-Duiveland", maar ook uit de wijze waarop mr. Bakker vele jongemensen als gids gediend heeft op hun weg naar de toe komst. „Jan Gabriël" zegt het heel treffend als volgt: „(Ie eit) vee jonges mit raed in daed biegestae in op de goeje weg g'olpe" en hij is tot op de dag van vandaag nog blij dat hij een van mr. Bakker's jonge vrienden geweest is. In een persoonlijk gesprek heeft „Jan Gabriël" me duidelijk gemaakt dat hij door mr. Bakker volledig geïnspireerd is tot zijn latere studie in de bouwkunde4'. Dat Mr. Bakker zich zo sterk tot de jeugd van Zieriksee aangetrokken voelde is wellicht te verklaren uit het feit dat hij steeds ongehuwd is gebleven en niet zijn zorgen heeft kunnen wijden aan eigen kinderen. Ook in dit opzicht kunnen we van hem zeggen, dat hij in de Zierikseese jaren van zijn leven zegenrijk werk heeft verricht voor de individuele mens en de grotere gemeenschap in oze stedelijke samenleving en die van ons eiland. Over het dialectgebruik van „Jan Gabriël" wil ik allereerst opmerken dat hij zijn „Erin- neriengen" aan mr. Bakker, in tegenstelling tot zijn Brouwse jeugdherinneringen, be wust in Zieriksees stadsdialect heeft geschreven. „Bêênekluuver" heeft namelijk na zijn prille jeugdjaren in Brouwershaven (1914-'24) een aantal jaren als „Jan Gabriël" in Zie riksee gewoond. Dat hij zich het dialect van de hoofdstad van Schouwen-Duiveland goed eigen heeft gemaakt, blijkt o.m. uit het volgende: a. zijn veelvuldig gebruik van voltooide deelwoorden met ge-, afgewisseld door lie;. In het Brouws en elders op het eiland is het voorvoegsel van dit deelwoord meestal e. Een klassiek Zieriksees voorbeeld is geweest, dat reeds voor 1900 in een verhaal in Zieriksees stadsdialect gebruikt is door P. D. de Vos (zie: Kroniek 4 (1979). p. 65). Behalve in dit verhaal en in de „erinneriengen' van „Jan Gabriël" vinden we het ook in DZE I, p. 37, antw. 29 en 76 en werd het ons op de bandopname voor Zieriksee van het veldwerk- mevrouw Van der Ree d.d 23 oktober 1984 tot tweemaal toe be vestigd door „Arjaon", de vele van onze lezers bekende schrijver van schetsen in het Zieriksees in het „Zêêuwse oekje" van de „Zierikzeesche Nieuwsbode". Andere voor beelden bij „Jan Gabriël" zijn: geleeje, gedrukt, gewaerdeerd, gerispekteerd „ge respecteerd", biegestae „bijgestaan", g'olpe „geholpen", gesprooken, hetrouwt, ge- zurgd „gezorgd", hesturve „gestorven". De deelwoorden met voorvoegsel he; zijn veroorzaakt door de in Zeeuwse streektalen veelvuldig voorkomende variabele articu latie van de g, wat praktisch inhoudt dat de zeer dikwijls als li wordt uitgesproken. Deze uitspraak is vrij algemeen ten zuiden van de Oosterschelde, maar komt in noor delijk Zeeland in mindere mate voor5). In de „Brieven uut Schouwen", van 1934 tot het eind van de jaren '50 door „Joös van Jaone" in de „Zierikzeesche Nieuwsbode" gepubliceerd, waarvan in onze kronieken van 1978 tot 1982 telkens een aflevering gereproduceerd werd, vinden we slechts enkele malen li gespeld in woorden die men in de algemene taal met^ uitspreekt. Onze Bruse medewerker „Wullum" kiest ech- 102

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1985 | | pagina 104