ter, zoals blijkt uit zijn sedert 1979 in onze Kroniek" verschenen bijdragen (en ook
uit de van 1971-75 in ,,Ons Eiland" verschenen stukjes), overwegend voor de h-
spelling. Bij hem vinden we de g vrijwel alleen aan het eind van een woord of voor
een volgende d^ of _t
Bêênekluuver" neemt in zijn Brouwse jeugdherinneringen in Kroniek 7 (1982) en 8
(1983) (zie ook: Nehalennia 52, jubileumuitgave Middelburg 1984, p. 55) een tussen
positie in, d.w.z. hij schrijft nu eens g, dan weerhals teken voor de variabel gearticu
leerde klank. In dat opzicht laat ,,Jan Gabriël" hem in de hierboven gepubliceerde
,,erinneriengen" niet in de steek, want behalve de genoemde voorbeelden van deel
woorden met he; als voorvoegsel vinden we in zijn bijdrage ook andere bewijzen voor
de wisselende uitspraak van de g-klank zoals goeje naast hoed „goed(e)" en onver-
heetelek(e) „onvergetelijk(e)" naast vergeete. Hij wordt hierin niet gevolgd door „Ar-
jaon". Deze spreekt en schrijft konsekwent g, hetgeen zowel blijkt uit de bandopna
me van het veldwerk-mevrouw Van der Ree dd. 23-10-1984 als uit zijn tweewekelijks
verschijnende „Zêêuwse oekjes" (zie hierboven).
Omtrent de uitspraak van g/h bij Bêênekluuver", „Jan Gabriël" en bij de Zierik-
seeënaars in het algemeen moeten nu de volgende overwegingen in aanmerking ge
nomen worden:
1°. op grond van „Bêênekluuver"'s jeugdherinneringen lijkt voor Brouwershaven
omstreeks 1920 de wisselende uitspraak van de g, d.w.z. nu eens als dan weer als
h, zeer waarschijnlijk;
2°. gezien de ook nog in „Jan Gabriël'"s Zierikseese „erinnerieng" van 1930 ge
bleken registratie van deze wisseling zou men geneigd zijn te denken dat die in die
tijd ook in het Zierikseese stadsdialect normaal was;
3°. de antwoorden voor Zieriksee in de „Dialectatlas van de Zeeuwsche eilanden"
van Blanquaert en Meertens (Antwerpen 1939), I, p. 37/38 wijzen onmiskenbaar in
de richting van een uitspraak g of ch, afhankelijk van het gebruik van de klank in het
woord- of zinsverband. Aangezien we die ook al met grote waarschijnlijkheid kunnen
concluderen uit het verhaal van P. D. de Vos in: Kroniek 4 (1979), p. 64/65 (eind
19de eeuw, zie hierboven)6) en bovendien voor onze tijd „Arjaon" t.a.v. de uitspraak
g_ onfeilbaar zeker gebleken is, moet uit deze derde overweging voor Zieriksee afge
leid worden, dat de g^uitspraak te Zieriksee al een zeer lange tijd de enige is voor de
medeklinker j[. Blijkbaar vertoont het Zierikseese stadsdialect ook hierin een aanpas
sing aan algemener taal.7)
Een onverwachte en spontane bevestiging van dejjuitspraak te Zieriksee (en ook el
ders in noordelijk Zeeland!) kreeg ik enige tijd geleden in een gesprek met mevrouw
E. van Marle-van Dis te Zutfen, die geboren is te Fijnaart in westelijk Noord-Brabant.
Zij maakte daarin de opmerking dat de bewoners van haar geboortestreek zich in al
lerlei opzichten meer verwant voelen met de Zeeuwen dan met de Brabanders ten
oosten van de westelijke kleistreek. In taaiopzicht lichtte zij dit als volgt toe, dat in
Fijnaart en omgeving de harde g wordt uitgesproken evenals in noordelijk Zeeland
en in tegenstelling tot de zachte >n de rest van Noord-Brabant. Haar opmerking
geeft blijk van een scherpe waarneming van overeenkomstige en tegengestelde ver
schijnselen in aangrenzende dialecten en bevestigt bovendien mijn in Taal en Tong
val XXXII (1980), p. 137 e.v. uitgewerkte stelling, dat de (dialect)grenzen tussen Zee
land en westelijk Noord-Brabant de eeuwen door vloeiend geweest zijn.
b. Siereksêê als weergave van de gewoonlijk door de stadsbewoners gebruikte uitspraak
103