van hun plaatsnaam, zie ook DZE I, p. 38 en Zier. Nieuwsb. 4 juni 1982, p. 4. De in
beide hier geciteerde bronnen als ,,plat(ter)" aangeduide uitspraak Surreksêê zou ik
geenszins willen karakteriseren als „minder net" of „onbeschaafd(er)", maar veeleer
als „oorspronkelijk(er)", hetgeen uit mijn beschouwing over de uitspraak van de
plaatsnaam in de hierboven aangehaalde „Nieuwsbode" genoegzaam gebleken is. In
zijn hieronder te publiceren verhaal in Zieriksees dialect duidt „mééster" W. P. L.
Bakker, van een oudere generatie dan „Jan Gabriël", zijn stad dan ook als Surrekzêê
aan en haar en haar bewoners als Surrekzêêënaers:
c. schuin, dat in de Zeeuwse streektalen algemeen met in wordt uitgesproken (zie WZD,
p. 857). „Arjaon" deelt echter op de band-Zieriksee van het veldwerk - mevrouw Van
der Ree dd. 23-10-1984 mede, dat soms wel eens gezegd wordt: ,,'t lóópt 'n beetje
schuun af':
d. knoppe „knop" (hier van een wandelstok). Ook op band veldwerk - mevr. Van der
Ree dd. 23 oktober 1984. In Dial. Sch.-D. 15, a, p. 7 noteerde ik het met de bet.
„knoop, deurknop". Verg a.w., p. 13: knópe „1. knoop in een touw of zakdoek; 2.
vloek";
e. kaersrfechte „kaarsrecht". De regel dat in het dialect van Sch.-D. voor een volgende s
of een r_ wegvalt, wordt in het Zierikseese stadsdialect niet altijd konsekwent ge
volgd. Zo vinden we b.v. naast de Beuze „oorspronkelijke stedelijke beurs en markt
hal" (zie Dial. Sch.-D„ p. 17) op band veldwerk - mevr. Van der Ree boste „barsten",
bostel „borstel", koose „koorts", vaeze8* (verkleinwoord vaesje) „jonge koe", woste
„worst", maar met_r: gras (zie ook DZE I, p. 38, antw. 111 en verg. Dial. Sch.-D. 5,
17: hos), kèrse(n) „kers(en)" (met bijvoeging: „ook wel keeze", zie ook a.w. I, p. 37,
antw. 11), gedorse „gedorst" (verg. gedosse, a.w. I, p. 38, antw. 138). Bovendien vin
den we nog in DZE I, p. 37, antw. 73: dwarse en id„ antw. 75, zonder r: koowse
„koorts" (met de typische Zierikseese uitspraak van de oo als tweeklank, zie Dial.
Sch.-D„ p. 63 en verg. koose op band veldwerk - mevr. Van der Ree hierboven). De
hier geciteerde voorbeelden geven aanleiding tot de onderstelling dat uitspraak of
weglaten van de r_ voor een volgende sjof zin het Zieriksees in de periode tussen
1935 en '85 zeer wisselend geweest is. Ten aanzien van het hierboven door „Jan Ga
briël" gebruikte kaersrèchte merkte „Arjaon" op, dat dej^voor de_s in dit woord ver
klaard kan worden uit het leggen van een grote nadruk op de houding en gestalte van
mr. Bakker. Het zou dus een z.g. emfatische vorm kunnen zijn. Daarnaast komt na
melijk zonder veel nadruk voor: 'n^ kaesrèchte wèg;
f. blomme „bloem" evenals op band veldwerk - mevr. Van der Ree d.d. 23-10-19849).
Hier echter ook: bloeme;
g. of, vanof „(van)af„Jan Gabriël" bevestigt hiermee naast het door „Arjaon" gebruik
te af (band veldwerk -mevr. Van der Ree 23-10-1984), dat beide wijzen van uitspraak
in Zieriksee voorkwamen en voorkomen. Zie ook kaart IV in: WZD, p.xvii, waarop bij
Zieriksee (Zr.) voor AF - OF vermeld is: „beide komt voor";
h. adde, at. Dit zijn de Zierikseese verleden-tijdsvormen van „hebben"; adde reeds bij
P. D. de Vos in: Kroniek 4 (1979), p. 65, r. 42 (eind 19de eeuw). Zie ook de aanteke
ning hierbij in a.w., p. 66 en verder a.w. 8 (1983), p. 127, aant. 28);
i. ök „ook", wat we in a.w. 4 (1979), p. 65, r. 38 gespeld vinden als oak. Zie de aanteke
ning daarover op p. 67, waar blijkt dat het Zierikseese stadsdialect ook de kortere
vorm ok kent, die eveneens te horen is op band veldwerk - mevr. Van der Ree d.d.
23-10-1984. Als „Bêênekluuver" schrijft J. G. Jonker eenmaal oak en verder ók10>,
104