ons op dat zij in de zorg voor de jeugd en jongemensen van stad en eiland vrijwel eikaars te genpolen geweest zijn. Was dit voor de onderwijzer W. P. L. Bakker de inhoud van een doorgaans zeer volledige dag- en avondtaak, de kantonrechter mr. S. R. Bakker hield zich hiermee in belangrijke mate bezig na zijn juridische dagtaak. Beiden komen echter volko men overeen door de grote sociale bewogenheid waarmee zij vele en nuttige taken op zich genomen hebben naast hun waarachtig niet zo lichte dagelijkse arbeid. Zij hebben daarmee bewezen dat de publieke zaak ofwel het algemeen belang, in de klassieke zin van het woord de „res publica", hen in allerlei opzichten ter harte ging en daarmee, religieuzer gefun deerd, ook iets in praktijk gebracht van de naastenliefde waaraan de mens door een godde lijk gebod is gehouden. Deze diepere fundering ontdekken we bij mr. S. R. Bakker vooral in de woorden ,,mensch en vredebrenger", waarmee zijn goede vriend mr. W. Nieuwenhuijsen hem karakteriseerde in zijn herdenkingsrede op 20 januari 1939. Ze ligt voor „meester" W. P. L. Bakker beslo ten in de woorden waarmee zijn dochter leven en werk van haar vader kort samenvatte: „Hij was een bescheiden mens die niet aan de weg timmerdemaar hij deed alles met volle dige inzet van zijn krachten", en tegen het einde van haar levensbeschrijving zegt zij, dat haar vader in zijn Schepper zijn hele leven zijn vertrouwen stelde. Dat maakt duidelijk dat „mééster" W. P. L. Bakker iemand met een rotsvast geloof geweest is, die daarvoor vele en moeilijke taken in zijn leven op zich heeft kunnen nemen. Nog in een ander opzicht zijn de beide „meesters" Bakker van onschatbare waarde geweest voor jongeren (en ouderen) in stad en lande van Schouwen-Duiveland. Zij hebben allerwe gen begrip en belangstelling gewekt voor de schatten van kunst en cultuur die ons als erfdeel zijn toevertrouwd. Voor mr. Bakker is dat zonneklaar gebleken uit de wijze waarop hij „Jan Gabriël" (en andere jonge vrienden) inleidde in de geheimen van de bouwkunst, beeldhouwkunst en schilderkunst. „Mééster" W. P. L. Bakker komt de bijzondere eer toe zich ingezet te hebben voor de regionale cultuur door zijn 40-jarige funktie als kerkorganist te Noordgouwe en zijn inspiratie van jonge organisten tot verbetering van het kerkorgelspel op Schouwen-Duiveland. Terecht kreeg hij voor dit belangrijke werk een koninklijke onder scheiding. Aan zijn werk voor de vereniging „Stad en Lande van Schouwen-Duiveland" heeft zijn dochter vanzelfsprekend speciaal aandacht geschonken. Hierdoor heeft „mééster" Bakker wel heel duidelijk laten blijken, dat de cultuur van onze stad en streek, haar landschaps- en stedeschoon als mede de levensgewoonten en -opvattingen van haar bewoners, een bijzon dere plaats bij hem innam. Het is bijzonder belangrijk dat hij ook onze streektaal als een van de uitingen van die regionale cultuur erkend heeft en het van grote waarde heeft geacht zijn herinneringen aan oude Zierikseese gebruiken in dialect op te tekenen. Daarmee kan hij wellicht de jongeren van onze tijd inspireren tot een andere kijk op de streektaal dan de houding van minachting en miskenning die de laatste jaren helaas meer en meer blijkt. Speciaal voor de jongemensen die in onze streek geboren en getogen zijn, moet het duide lijk worden dat die streektaal een deel van henzelf is en dat zij daarom het beste uitdruk kingsmiddel is voor eigen gedachten en gevoelens, gewoonten en gebruiken. Wij hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de mededeling van mevrouw M. W. A. Schol-Bakker, dat het in de bedoeling ligt de herinneringen in dialect van haar vader „mettertijd in bescheiden vorm uit te geven". Ik zou dit bijzonder toejuichen, want reeds in Kroniek 1 (1976), p. 61 heb ik mijn spijt erover betuigd dat de bijdragen van ons eiland Schouwen-Duiveland aan de Nederlandse dialectliteratuurhelaas niet groot gebleken zijn". Als voorproefje van een hopelijk spoedige publikatie laten wij een van de herinnerin- 108

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1985 | | pagina 110