schoongehouden had." Belangrijk is dat „Wullum" hier weer het oude Bruse telwoord dorde gebruikt, dat althans in deze landbouwterm nog niet verouderd blijkt te zijn. Verg. Kroniek 9 (1984), p. 109, aant b; c. heeste „gerst". In ieder geval gebruikt „Wullum" hier de algemeen op Sch.-D. bekende uitspraakvorm van dit woord (zie Dial. Sch.-D., p. 17), wat zou kunnen wijzen op een ni vellerende tendens in het dialect van onze regio. Hij is daarmee zowel in tegenspraak met mijn opgave voor Bru: haste (a.w„ p. 66) als met de mededeling in WZD, p. 263 ji, die voor Bruinisse (Bns.) gêêste vermeldt (zie onder dit woord). Haste, gespeld als gaste, wordt in WZD, t.a.p. opgegeven voor Noord-Beveland (N.B.), Tolen (T.) en Sint- Filipsland (Phi.). Daar mij in geen enkel opzicht bekend is, dat mijn informant voor Brui nisse van 1950 van een van de laatstgenoemde eilanden afkomstig was, houd ik het erop dat door het gemeenschappelijke Noordzeeuwse karakter van de dialecten van Sch.- D.. Sint-Filipsland, Tolen en Noordbeveland (zie hiervoor Dial. Sch.-D.p. 68/69) en door wederzijdse landbouwkontakten gaste/haste ook tot het Oostduivelandse Bru. doorgedrongen is; d. 't Was nie zó brêêd vó de Wullumstad, variant van de uitdrukking 't Ister nie zó brêêd as vó de Wullumstad „ze hebben het niet royaal", zie WZD, p. 137 en Kroniek 8 (1983), p. 131. Misschien zit in deze variant een humoristische woordspeling om de evenmin roya le situatie in „Wullum" 's jonge jaren te onderstrepen; e. om z'n verbeurte „op zijn beurt". WZD, p. 150 a noemt bij burt(e) voor Sch.-D. verbeur te speciaal voor Bruinisse (Bns.). Te Oosterland was het mij bekend in de uitdr. ieder verbeurte met dezelfde betekenis. T.a.p. wordt in WZD voor Sch.-D. ook vermeld: om- sterbeurte. De door „Wullum" gebruikte uitdrukking kan dus door samensmelting (con taminatie) ontstaan zijn. Verklarende noten; (afkortingen van) voor dit artikel geraadpleegde bronnen en aangehaalde werken 1) Zie voor „het dialect als uitingsmiddel van levende actualiteit": Kroniek 3 (1978), p. 116 en volg., in het bijz. met betrekking tot „Joös van Jaone" (M. J. Kosten) en „Wullum". 2) Inzage in de ledenlijsten en andere documenten van de sociëteit „De Vereeniging" anno 1802 kreeg ik van de heer N. G. Timmerman te Renesse, waarvoor ik hem hierbij hartelijk dank. 3) Zie hiervoor: Zier. Nieuwsb. 21 jan. 1939. 4) Kroniek 7 (1982), p. 127, noot 9. 5) Zie Nehalennia 52 (jubileumuitgave), Middelburg 1984, p. 55/56. 6) P. D de Vos was ook een van de informanten bij de beantwoording van de vragen voor Zieriksee in DZEI, p. 37/38. Aangezien zijn leeftijd t.a.p., p. 38 als „70 j." vermeldt wordt en de Vos in 1866 geboren was, moet de enquête te Zieriksee exact in 1936 plaatsgehad hebben. De Vos heeft dus in een periode van 40 jaar de g; uitspraak in zijn woonplaats tot tweemaal toe bevestigd. 7) In mijn proefschrift „Het Dialect van Schouwen-Duiveland". Leiden 1952, p. 4 en 60 volg. heb ik duidelijk gemaakt dat uitspraak en woordvorm van het Zieriksees vaak aangepast zijn aan het algemeen Nederlands. 8) Ook DZE I. p. 37. antw. 55. 9) Blommen, id., antw. 2. 10) Zie Kroniek 7 (1982), p. 113 en 8 (1983), p. 122/125. 11) In het „in memoriam" voor de heer W. P. L. Bakker in ons „Mededelingenblad" nr. 26 (september 1976), blz. 65 lezen wij: „In hem verliest Stad en Lande een van de steunpilaren, die de vereniging van de grond ge holpen hebben en met hun doorzettingsvermogen tot een bloeiende vereniging maakten." 12) Uit het artikel van W. H. Keikes in: Evenementenprogramma ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de Koninklijke Harmonie „Kunst en Eer" te Zierikzee (1830-1980). p. 9-15 (maart 1980) blijkt meermalen dat „Kunst en Eer" in het verleden „nauwe bindingen met de plaatselijke schutterij" had. Waarschijnlijk daarom noemt „mééster" Bakker „Kunst en Eer" de meziek van de schutterie. 115

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1985 | | pagina 117