Vliegveld Haamstede in de meidagen van 1940 door drs. J. P. J. Lokker Kanonnen, temidden van vogels en wild, de groenende sleedoorn, de wilg, de abeel, de uitlopende vlieren Inleiding Bovenstaande „dichtregels" zijn ontleend aan een verslag in de Zierikzeesche Nieuwsbode van 11 mei 1940. Het artikel gaat over een sergeant, die, gelegerd op vliegveld Haamstede, voor de ellende van het ogenblik troost vindt in de natuur. „Toen ik nog in Zeeland woon de, moest ik om de nachtegaal te hooren, me een reis naar de omstreken van Haamstede getroosten. Wat dat betreft, ben ik er op vooruit gegaan. Tegen dat het donker wordt, ko men we uit ons betonnen schuilhuis, loopen een pas of tien, wachten even en al spoedig klinkt aan alle kanten een concert omhoog, zoo lieflijk en zuiver, dat we lange tijd aandach tig en stil blijven staan luisteren."1) Nog diezelfde nacht zou dit „lieflijk en zuiver" concert plotseling worden verstoord door het minder lieflijk geluid van ratelende mitrailleurs en ontploffende granaten. Duitsland was Nederland binnengevallen en 12 Messerschmidts-110 namen in alle vroegte het vliegveld Haamstede voor hun rekening. „Zeeland, nee heel Nederland, vernam in ondergoed en nachtkledij dat de boze droom werkelijkheid was geworden".2) De zo lang gekoesterde idyl le van volstrekte neutraliteit was voorbij. Die eerste dagen na de overval heerste zowel bij burgers als militairen op het eiland (en daarbuiten!) grote onzekerheid over wat er gaande was, maar bovenal ook angst voor een weinig bekende vijand. Verwonderlijk was die angst overigens niet. In kranten en tijdschrif ten had men gelezen over de strijd in Europa. Men las dan van de „onstuitbaren Duitschen opmarsch" en van „overmachtige vijandelijke strijdkrachten", van Duitse soldaten die als niets ontziende barbaren, gedreven door de duivel zelf, zich op weerloze burgers stortten. Geruchten over landingen van Duitse parachutisten en hun verschijnen in allerlei vorm en gedaante overal en nergens na de oorlogsverklaring versterkte nog eens de gevoelens van angst en onzekerheid.3) De verrassing was ook compleet. Weliswaar was het leger al enige tijd gemobiliseerd en wisten burgers wat zij moesten doen bij een eventuele lucht- of gasaanval. Maar bijna ieder een was er toch ook van overtuigd dat Nederland niets kon gebeuren zolang het maar vast hield aan de politiek van neutraliteit. Sedert 27 april 1940 was daartoe zelfs de pers „gekooid" en was het haar verboden uiting te geven aan „gevoelens van vijandschap, haat of minachting tegenover eenige oorlogvoeren de mogendheid, hare overheid of een harer overheidsorganen of leidende figuren ."4) Vanaf die datum was de berichtgeving over de oorlog in Europa summier en nauwelijks alar merend. In de rubriek „Onder den schijnwerper" van de Zierikzeesche Nieuwsbode ver scheen voortaan een zakelijke registratie van het oorlogsgebeuren als ging het over de jaar lijkse trek van vogels naar het zuiden. Pas op 8 mei lezen we iets dat verontrusting kan opwekken: „Periodieke-, vacantie-, buitengewone-, kleine-, zaken- en studie-verloven worden voor zee- en landmacht ingetrok- 117

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1985 | | pagina 119