systeem). Enkele grote kreekrestanten als de Steenzwaan bij Nieuwerkerk en enkele grote welen b.v. bij de boerderij Kijkuit zijn wel te zien, evenals de buitendijken, geulen en stro men. De ligging van de dorpen, boerderijen, kastelen en ook van vele zg. vliedbergen is aan gegeven. De stad Bommenede staat nog op de kaart. Bij Brouwershaven staan nummers in de polders. Op de kaart worden deze nummers niet verklaard. Een aanduiding van het bo- demgebruik is niet gegeven, alleen bij Haamstede is aangegeven dat sommige wegen be plant waren. De duinen zijn met zg. molshoopsymbolen aangeduid, ze heten op Schouwen altijd hillen. In de Oosterschelde waar al grote delen van het Zuidland verloren zijn, ligt de Roggenplaat (niet met name genoemd) en twee langgerekte zandplaten de Poolvoetsplaete en 't Mantje vol sandt. Waar de Oosterschelde overgaat in De Keten staat het baecken (op kaart I 't bol- baecken op den Hoeck van Duyvelant). Over de grenzen nog een enkele opmerking. In het algemeen zijn de grenzen van de pol ders aangegeven, waarbij de grote polder Schouwen verdeeld is in zg. vierendelen. De grens van het Poortambacht betrekt ook Gooikens Nieuwland en delen van de Gouwe-polders bij dat deel van Schouwen, het volgt de oude gemeentegrens van Zierikzee. Voor het Waterschap van groot belang waren uiteraard de zeedijken en de binnendijken. Wij kunnen hieruit ook een nauwkeuriger datering afleiden, want het jaartal 1673 (dat we nogal eens voor deze kaart tegenkomen) is slechts het jaar dat de kaart aan Zierikzee gele gateerd werd. We doen dat met de kennis van de inpoldering in het Dijkwatergebied en met de ouderdom van de inlaagdijken aan de zuidkust van Schouwen. De Stenendijk naar Duiveland van 1610 is aanwezig en ter weerszijden zijn ingepolderd Groot Bettewaarde (1614) en Gouweveer (1628). Tegen de Sint-Jeroenspolder bij Schudde- beurs (1458) vinden we de jongste polders van deze kaart: de Sint-Jacobspolder van 1650 en de Galgepolder van 1653, kleine aanwinsten van 5 en 6 ha, ingedijkte schorren. Aan de zuidkant zijn de inlaagdijken bij Koudekerke (1654), bij Moriaanshoofd (1651) en bij Ren- gerskerke (1591) te zien. In de inlaag van Rengerskerke staat dat deze geïnundeerd is 28 november 1662, maar de zeedijk staat nog gaaf op de kaart. Het jaartal van deze „verschrikkelijke val" 111 is dus een latere toevoeging. Ook later, maar niet meer door Verburcht, zijn wel jaartallen toegevoegd inlaege geleyt in den jare 1704 op kaart III bij Westenschouwen) en ook een geprojecteerde polder, de Jongepolder van 1710, in het dichtgeslibde laatste deel van het Dijkwater. We kunnen concluderen dat de kaart de situatie tussen 1654 en 1662 weergeeft. Verspreid over het eiland zal nu een vijftal fragmenten toegelicht worden. Renesse en de Oosteren Ban Dit fragment (van kaart III gefotografeerd) toont ons de binnenduinen in het noordelijk deel van de Westhoek. Gestippeld loopt er de vroegere grens tussen de gemeenten heerlijkheden Haamstede en Renesse, tevens 't gescheyt van den Oosteren en Westeren Ban. Ten zuiden hiervan zien we een paar keer het woord Poldergoet. Over dit poldergoed lezen we in een „Nota over de Duinen" uit 1827 dat er onder verstaan wordt „het lage duin tusschen de hooge keten en de gewone landerijen" 12). Dit waren dus wat in de Westhoek de „duunpolders" genoemd wor den, lage kopjesduinen die extensief beweid werden, zoals nu nog de vroongronden tussen Renesse en Haamstede. Ten behoeve van het vee waren er drinkpoelen, zoals de Laele vae- te. Deze „vaete" lag aan het einde van de (toen kortere) Jonge Jan Boeyesweg. Aan de oostzijde was de Oosteren Ban begrensd door de Hogezoom, die we ook op de kaart 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1985 | | pagina 13