moerassige situatie. In de vallei Zeepe ontwaren we een boerderij, waarlangs een pad voerde
naar de Zuytcaepe (op onze kaart II alleen caep).
De Noortcaep met een aantal vuurboeten zien we op het hoge duin bij de huidige vuurto
ren. Het oostelijk deel van dit kaartfragment met z'n drie kleine valleien met daartussen la
ge ruggen (de naam Zeepe wordt tegenwoordig vooral voor de zuidelijke vallei gebruikt) en
aan beide zijden begrensd door hoge duinen komt overeen met de huidige toestand: een
min of meer stabiele situatie dus.
De binnenduinen zijn te beschouwen als de oudste Jonge Duinen (900-1050) 14). De oostelij
ke hoge duinen en duinvalleien zijn gevormd tussen 1200 en 1400. (In het begin van de
veertiende eeuw komt Zeepe al voor als Zeehoep) Het centrale paraboolduinengebied 15)
met o.a. Theunisseshil (38 m) waar ook de bekende zilvermeeuwenkolonie ligt, zien we op
onze kaart uit het midden van de zeventiende eeuw nog niet. Op de Hattingakaart van 1752
is de Polder al veel kleiner ingetekend. Dat betekent dat tussen 1650 en 1750 vanuit het
westen veel zand in beweging is gekomen en zich de centrale paraboolduinen hebben ge
vormd die lang zijn blijven stuiven en in feite pas in onze eeuw zijn vastgelegd.
Ondanks veranderingen door uitstuiven en opstuiven binnen het westelijk duingebied zelf,
is het gehele duingebied vrijwel nog net zo als tegenwoordig, de buitenste rand had zich
gestabiliseerd en werd ook onder controle gehouden door helmpoten.
De moeren van Schouwen
Tot ver in de middeleeuwen lag in het centrum van Schouwen een groot veenrestant dat
goed als brandstof te gebruiken was. De overstromingen in de middeleeuwen verziltten dit
veen en dekten het ook met een dunne kleilaag af. Ook daarna was het gebied aantrekkelijk
om te moeren d.w.z. het veen op te graven (het darinkdelven), te drogen en uit de as zout te
bereiden. De handel in zout vanuit Zierikzee (de selnering) was een belangrijke peiler van
de welvaart vooral in de veertiende en vijftiende eeuw.
De kaart van Verburcht geeft ons een fraai beeld van het waterrijke gebied tussen Seroos-
kerke en Kerkwerve, een gebied waar vele grenzen elkaar ontmoeten. Woest met plassen,
moddersloten en rietvelden vormde dit het laagste deel van Schouwen. (2 m -N.A.P.) Het
lijkt erop dat het moeren vanuit oude kreken of vaarten is gebeurd, dus met schuiten. Daar
door ontstonden de brede moerassige stukken die later met riet dichtgroeiden.
We zien aan de oostzijde de Duyvendijxe moer, de Flaeuwers moer en de Clapmutses moer
de laatsten resp. 269 en 228 Roeden groot volgens de kaart. (300 Roeden 1 gemet
0,416 ha) In het midden ligt Sijme Jacobs moer. Ten westen van de poelen ligt de Geert
Hackelaer en Claes Joosenpolder, denkelijk een apart bekaad en bemalen gedeelte, dat dro
ger lag dan de moeren.
Een gedeelte van deze moeren is inlaag geworden, want er staat inlaege geleyt anno 1651
lang 850 Roeden (ca. 3200 m). Dat zijn de latere Flaauwers, Weevers en Heertjes Inlaag.
Oostelijk daarvan zien we nog de Rengerskerkse Inlaag met de plaats van het ringdorp Ren-
gerskerke. Zoals al opgemerkt, staat hier vermeld dat de inlaag geïnundeerd is in 1662.
Dwars door de waterplassen loopt de Slikweg, vanaf 't Moriaenshooft loopt de Gilles Taeys-
wegt (nu Taaijersweg) naar Nieuwerkerke. De eerstgenoemde, opgehoogde weg kwam nog
niet voor op de kaart uit 1540. Na de herverkaveling (1954-1964) bleef deze weg op precies
dezelfde plaats liggen. Tussen de Slikweg en de Geert Hackelaer en Claes Joosenpolder
werd later in 1895 een grote eendenkooi aangelegd. (16)
14