Helaas zijn in de brede vaarten en plassen geen namen geplaatst. De verbreding in de vaart van Serooskerke naar Moriaanshoofd heet op de kaart van Hoffer in 1540: Engeboutsweel. Het water en rietgebied ten oosten van de Slikweg heette De Vlake. Wel zijn een aantal eilandjes of hillen te zien die dit gebied beroemd hebben gemaakt. Het waren vogeleilanden waar honderden kapmeeuwen en visdiefjes nestelden en waarvan de ei eren geraapt werden, waarbij er overigens voor gezorgd werd dat zulks na 15 juni niet meer geschiedde, zodat het voortbestaan van de kolonies was gewaarborgd. We lezen in de Tegenwoordige Staat (1753) over het lage land: ,,de Weelen, Slooten en uit- geslaagen Putten leveren hun een goede menigte van onvergetelijke zuivere en vette Paa ling uit". Deze „uitgeslaagen" ook wel ..uytgeladen" moerputten waren plaatsen waar het veen of derrie gedolven was. In het brakke water bevonden zich ook kalkconcreties, zout- bonken genoemd. Buiten de moeren was meest grasland. We bevinden ons hier in het gebied van de Schouw- se stolpen, de karakteristieke boerderijen met piramide-vormig rieten dak, die omstreeks 1650 hier ontstaan zijn. (1/) Bij Ellemeet (nu Oud-Ellemeet, alleen nog een kerkhofheuvel) zien we nog een paar blok ken land, eindigend op hemisse bevang. Het woord hernes of heernes betekent (schapen)weide, doorsneden met sloten. Ook daar was dus open en laag land. Het hier uitgebeelde landschap van uitgemoerde gronden was in grote lijnen tot 1953 aan wezig, wel was het na 1877 heel wat droger geworden en waren de vogelkolonies in de inla gen belangrijker geworden. Het is jammer dat we van dit merkwaardige landschap niet meer afbeeldingen en beschrijvingen kennen. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1985 | | pagina 17