westkust van Afrika. Hij schijnt na een avontuurlijk leven in de Kongo fortuin gemaakt te hebben. Of zijn vader daar ook nog gewoond heeft of nog in Oost-Indië, is niet achterhaald, die overlijdt in ieder geval in 1911 te Amsterdam nadat zijn moeder in 1906 in Assendelft is gestorven. De De Bruijne's behoorden dus in de 19e eeuw tot de rijkere families van het Schouwse platteland, die weieens sarcastisch werden aangeduid als de boeren-adel. Voor hen waren de ambten en funkties weggelegd. Zo werd Stoffel lan de Bruijne in 1862 als ondercomman dant opgenomen in de erewacht, die koning Willem III begeleidde bij zijn bezoek aan Westelijk Schouwen. Om hun stand op te houden had de familie De Bruijne een eigen koetsier in dienst, die in het westelijk tegen de bakkeet aangebouwde huisje woonde. Nicolaas de Bruijne liet in 1882 de in de tuin van „De Helle" aanwezige funderingen met hoektorens opgraven. Men vond er slechts een fles wijn. Zoals bij vele middeleeuwse bouwwerken wordt ook ten aanzien van het nabijgelegen slot Moermond verteld dat er vanaf dit kasteel een onderaardse gang liep, die in dit geval naar „De Helle" voerde. Ook hier werd de overlevering niet bewaarheid. De Helledreef Van en naar „De Helle" liep een dreef die, met de Helleweg, de verbinding vormde tussen de Moermondsweg en de Haardweg en Haarddijk (tegenwoordig Rampweg). Het was voor de bewoners van de Haardweg de kortste verbinding naar Noordwelle. Stoffel Jan of misschien nog zijn vader, die kort tevoren naar Middelburg was verhuisd, liet op 13 december 1850 de Helledreef afsluiten. Voor doortocht moest men toestemming gaan vragen bij „Meneer De Bruijne". Het werd het begin van een langdurig juridisch steekspel. De bewoners van de Haardweg moesten als inwoners van Noordwelle om op hun dorp te komen via Renesse rijden, een omweg van 4,7 kilometer. Via de Helleweg en Helle dreef was die route slechts 2,9 kilometer. De bewoners van „de Noordkant" voelden zich zwaar gedupeerd, evenals de middenstand van Noordwelle die zijn klanten naar Renesse zag verdwijnen. Om een proces uit te lokken werd de afsluiting van de Helledreef op 21 december 1850 ver broken door Anthonie de Later in aanwezigheid van de veldwachter en burgemeester Corn. Gast Cz. van Noordwelle, die daartoe opdracht had gegeven. Een proces-verbaal werd opge maakt en toegezonden aan de kantonrechter in Brouwershaven. Op 10 januari 1851 werd hetzelfde ritueel herhaald. Op 1 februari daaraanvolgend deelde eigenaar W. de Bruijne aan burgemeester Gast mee dat de dreef gesloten bleef. De gemeenteraad besloot de hulp van de Commissaris des Konings in te roepen. Eén van de bewoners van de Haardweg, de landbouwer J. J. Hogerland, werd in juli 1851 verboden om over de dreef te rijden. De zaak moest tot een climax komen. De hekken wer den aan beide einden van de dreef ontsloten, maar de nieuwe bewoner, Stoffel Jan de Bruij ne, bleek niet voor één gat te vangen. Middenin de dreef verscheen een nieuw hek met slot! De kantonrechter stelde eind 1851 eigenaar Willem de Bruijne in het ongelijk. De Bruijne ging in beroep en de Arrondissementsrechtbank te Zierikzee sprak hem daarop vrij. De we derpartij tekende cassatie aan. De zaak bleef voortslepen. Ondertussen bleek dat er door de gemeente Noordwelle een administratieve fout was begaan. Toen in 1839 alle wegen moesten worden aangegeven was verzuimd de Helledreef op te nemen. Daardoor was de dreef geen openbare weg. Het ongerief voor de bewoners was groot. Maar niet alleen voor hen. Geneesheer J. J. v.d. 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1985 | | pagina 34