In en om de stolpboerderij
door G. Boot*
De stolpboerderij: het bedrijf van de veeboer
Toen mijn zuster Anna Boot op 18 maart 1914 in het huwelijk trad met Jan Hanse waren ze
eigenaar en werden bewoners van „De Stolpe" gelegen aan de zuidzijde van de Arkelweg,
gemeente Kerkwerve. Voor de aanduiding van een stolpboerderij is de naam „De Stolpe"
nogal uitzonderlijk, tenminste voor Schouwen-Duiveland, want daar heette hij meestal hof
stee, of alleen stee.
De omschrijving „aan de zuidzijde van de Arkelweg" is ook niet erg precies, maar dat is
weer niet zo verwonderlijk. De meeste stolpen lagen een eind van de weg af en waren daar
mee verbonden door een uitbaning of dreef, soms aan weerszijden voorzien van bomen.
Veel mensen die de stolpboerderij niet van nabij kennen, zullen zich er nauwelijks iets bij
kunnen voorstellen. Hoogstens denken ze aan huizen van die naam, waarmee makelaars te
genwoordig nog al eens adverteren. Dat zijn dan dure bakstenen villa's met een dik strodak,
die vaag doen denken aan de stolpboerderijen van vroeger.
Echte stolpboerderijen zijn er in Schouwen-Duiveland overigens niet meer te bekennen,
want de paar die er nog waren zijn verdwenen na de watersnoodramp van februari 1953. De
mensen die nu in de kracht van hun leven zijn hebben de oude stolpen dan ook nauwelijks
of helemaal niet gekend. Omdat ik stolpboerderijen wel van nabij gekend heb, zal ik eerst
iets vertellen over de functie daarvan, voordat ik over de bewoners ga praten.
Kort gezegd is een boerderij een bedrijfsruimte van een boer, die er ook met zijn gezin in
woont. Overigens kan de vorm van zo'n complex per streek wisselen, afhankelijk vermoede
lijk van bouwtradities, maar ook van de functie. In Groningen waren het vooral grote lange
graanschuren, terwijl in Limburg stallen, schuur en woning om een binnenplaats lagen en in
veel opzichten op de vroegere Romeinse versterkte boerderij leken.
Op welke traditie de stolpboerderijen in Zeeland teruggaan zou ik niet weten, maar wel be
horen ze veelal tot het Frankische type of langgeveltype. Kenmerkend voor de Zeeuwse
boerderij is dat het woonhuis bijna altijd lager lag dan het schuurgedeelte. Bovendien lag in
de schuren van de Zeeuwse stolpboerderijen de dwarsvloer, terwijl in andere stolpen de
langsvloer meer voorkwam. De boerderij die mijn zuster en haar man betrokken dateerde
uit de tweede helft van de achttiende eeuw. Zo heel oud is dat niet, want sommige boerderij
en dateerden nog uit de zeventiende eeuw.
De boerderij lag, zoals ik al zei, niet onmiddellijk aan de weg maar er liep door het land een
dreef naar toe. Zo'n pad had elke stolpboerderij. Dat heeft alles te maken met de functie van
de boerderij als veeteeltbedrijf. Om de gebouwen lagen de graslanden waarop het vee graas
de. Een flinke stolpboer bezat op zijn minst vijf en twintig beesten en niets was makkelijker
dan wanneer het land onmiddellijk om de boerderij lag. Het is dan ook niet vreemd dat de
oude stolpboerderijen nooit dicht op elkaar lagen met bijvoorbeeld niet meer dan enkele
honderden meters ertussen, zoals dat typisch is voor Holland. Nee, dergelijke veehouderij
en lagen een flink eind van elkaar over het land verspreid.
Bewerkt door drs. W. Verhoeven, redacteur Open Universiteit, Heerlen.
41