naamd. Ditvierkant" was groter of kleiner naar gelang we met een grotere of kleinere stol- pe te maken hadden. Meestal reikten de rechtopstaande balken van het „vierkant" minstens 6 meter hoog voordat de dwarsverbindingen kwamen. Van daaruit liepen allerlei dwarse en vertikale verbindingen naar de top die voor de niet-deskundigen een wirwar van gordings en windvanen bood. Wat was nu het bijzondere aan de zeer sterke constructie van deze stolpen die we hier op Schouwen aantroffen? Niet alleen die solide en veelvuldige en in alle richtingen geplaatste verbindingen, maar ook de houtsoort van de balken. Als je zo'n bint of staander bekeek, zou je zo denken dat het hout wrak of vermolmd was. Maar dan had je het wel mis en „glad verkeerd", want schraapte je met een mes de bovenlaag eraf, dan kwam er een zeer harde soort hout voor den dag waar je een spijker nog geen 2 cm in kon slaan, zo hard. Hoogstwaarschijnlijk kun je deze houtsoort en knapen van binten nog aantreffen in de zestiende en zeventiende eeuwse pakhuizen in Amsterdam. Ik heb me ook wel eens laten vertellen dat gordings en dakspanten een of ander rookproces ondergaan hadden, waar door ze een langere levensduur kregen. Zo verbazingwekkend is dat niet, want in de scheepsbouw riepen onze voorvaderen eeuwenlang het vuur te hulp voor de vereist vorm van een te bouwen schip. Terug naar de grondconstructie. Vanaf die 6 meter hoogte liepen gordings schuin naar om laag naar de buitengevels tot zo'n 2,25 m boven het grondplateau. Ook hier weer werd de constructie verstevigd en ondersteund door allerlei schuine en rechte verbindingen, waarop een eventuele storm weinig of geen houvast kon krijgen. Het dak dat door zijn vierkanten vorm reeds van ver de aandacht trok, begon onmiddellijk boven de buitengevels schuin op te lopen. Het eerste deel daarvan was met rode pannen be dekt; daarna kwam de rietbedekking van zo'n drie meter hoogte. Ook werd wel roggestro of glui toegepast. Liep het dak in een punt toe dan stond er een melktest op; was het dak enigszins langwerpig dan lagen aan weerszijden van de bovenrand speciaal bredere pannen. De stolpboerderij was aan de buitenkanten verder nagenoeg geheel van hout, behalve aan de zuidzijde. Aan die kant lag namelijk het woongedeelte dat bijna de hele gevel besloeg en waarvan de muren werden opgetrokken uit gele ijsselsteen. Aan deze gevel bevond zich ook de buitendeur, meestal een eind links van het midden. Door de buitendeur trad men De bruin-rode melktest is aan de binnenkant gegla- De melktest zoals die omgekeerd op het puntdak van zuurd. een stolp gezet kon worden, (ingedrukt merk op de rand: BERGEN OP ZOOM) De melktest komt uit het bezit van Mevrouw G. Westendoip Boeima-Sch/osser te Zierikzee. foto'sJohan Berrevoets Jr.) 44

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1985 | | pagina 46