Men had echt een gevoel van rijkdom en geluk, wanneer na een jaar van hard sjouwen in het najaar kolen in het hok en aardappelen in het schuurtje lagen en de keu in de ton zat, er kon dat niet veel meer gebeuren. De slachtdag was voor de ,,arme man" dan ook een soort feestdag, die besloten werd met een echt feest, de z.g. „keutjesaevend"; later meer hierover. Maar voor het zover was, had men zorgen genoeg gehad om het varken, beginnend bij het kopen van een goede big voor een redelijke prijs. Men kon de pech hebben een z.g. „keu- nenkje" te kopen, een achterblijvertje dat nooit vet zou worden, óf het varken kon dood gaan tijdens de mestperiode aan vlekziekte of varkenspest. Om de risico's te verkleinen wer den in de meeste dorpen varkenshoudersverenigingen opgericht. Men kon lid worden van zo'n varkenshoudersvereniging en betaalde dan contributie en maandelijks een premie, die opgehaald werd door de controleur. Ging een varken dood, dan kreeg de eigenaar de beurs waarde uitgekeerd door de vereniging. De laatste jaren maakte de vereniging ook een af spraak met de veearts om de varkens collectief te laten enten tegen vlekziekte op kosten van de vereniging. De varkenshoudersvereniging „Onderlinge Hulp" uit Bruinisse bestaat nog steeds en vierde in november 1984 het 90-jarig bestaan. In de jaren '20 en '30 had zij 260 leden, die 450 var kens hielden. In de jaren '30 maakte deze vereniging een dramatische gebeurtenis door, toen het hele varkensbestand afgemaakt moest worden wegens varkenspest. Voor de varkenshoudersvereniging „De Opgaande Zon", opgericht te Haamstede in 1919, is de zon in 1983 voorgoed ondergegaan, omdat zij opgeheven werd wegens het ontbreken van varkenshoudende leden. Een regel van deze vereniging was, datje als lid niet meer dan vijf varkens mocht houden, het was echt een vereniging voor „de kleine man", niet voor de beroepsmatige varkensmester. De Varremarkt te Zierikzee. met links op de voorgrond zg. „stouwers", lieden die biggen verkochten. Het woord „var" betekent overigens „(jonge) stier". In de Bijbel (oude vertaling). Leviticus 4. vers 3 wordt een „var" als offer dier genoemd. 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1985 | | pagina 59