Zierikzee: tweede gemeente met gas in Zeeland In 1825 werd in Amsterdam de eerste gasfabriek gebouwd, waarna de andere grote steden al spoedig dit voorbeeld volgden. Overigens had men in Londen en Parijs reeds rond 1815 straatverlichting van gaslantarens. Steeds meer ging men de voordelen van de gasverlich ting inzien. Niet alleen zouden straten en pleinen beter verlicht en daardoor een stuk veili ger worden, maar ook de etalages van de winkels en de huiskamers van particulieren zou men op den duur met gas kunnen verlichten. Van een van overheidswege georganiseerd gasbedrijf was in die tijd in Nederland nog geen sprake. In de ene plaats nam de gemeente de bouw en exploitatie van een gasfabriek ter hand, in de andere vierde het particuliere ini tiatief hoogtij. De eerste gemeente in Zeeland waar een gasfabriek verrees, was Middelburg waar de gaslevering startte op 1 januari 1854. Ook in Zierikzee gingen steeds meer stem men op om tot gasverlichting over te gaan. Reeds in het zelfde jaar verzocht de heer P. La brijn het gemeentebestuur hem een concessie te geven tot het exploiteren van een gasfa briek te Zierikzee, hetgeen niet werd toegestaan. In 1855 was men het er nog steeds niet over eens of de gemeente de nieuw te bouwen fabriek moest exploiteren of een particulier. De stemming in de gemeenteraad was echter duidelijk: tien personen stemden tegen het particulier initiatief en slechts twee vóór. De gemeente zou de gasfabriek exploiteren. Al met al zou men pas in 1856 met de bouw van de fabriek beginnen waarna in januari 1857 de gaslevering kon starten. Zierikzee was hiermee de tweede plaats in Zeeland, die aan zijn in gezetenen gas kon leveren, nog voor grotere plaatsen als Goes (1860) en Vlissingen (1861). De bouw van de Zierikzeese gasfabriek De grote voorvechter voor de bouw van een gasfabriek te Zierikzee was ongetwijfeld de heer J. A. Ochtman Johz. Als lid van de gemeenteraad werd hij in 1854 door dezelve gemachtigd tot het doen van een onderzoek naar de gasfabricage te Middelburg. Na veel voorbereidend werk van het gemeentebestuur en de commissie van fabricage besloot men begin 1856 tot de aankoop van een perceel grond van Comelis Bartelse, even buiten de Noordhavenpoort, groot 50 vierkante ellen, voor een bedrag van f 100,—. Dit perceel, kadastraal bekend als sectie E no. 326, vormde samen met de percelen Sectie E no. 183 en 184 de plaats waar de nieuwe fabriek zou worden gebouwd, verder werd f 110.000,— nominaal van de 2%% grootboeklening verkocht om aan de benodigde gelden te komen. De firma Van Enthoven en Comp. te 's-Gravenhage zou de apparatuur voor de fabriek leveren voor f 56.200,— (hoewel eerst f 54.000,— was overeengekomen) terwijl de fabriek zelf gebouwd zou worden door de Zierikzeese aannemer H. van den Ende voor f 14.700.—. De gemeen teraad stelde alvast instructies op voor de directeur en de oprichter en riep tevens een gascommissie in het leven, waarvan de burgemeester mr. B. C. Cau ambtshalve voorzitter was. Verdere leden waren de reeds hiervoor genoemde J. H. Ochtman Johz., S. G. Nauta van der Grijp en H. G. Mulock Houwer, allen leden der gemeenteraad. Tot directeur van de gasfabriek benoemde men de heer M. Couvée, de stadsarchitekt, welke deze functie tot 1904 zou bekleden. De heer Couvée zou als beloning voor zijn directeurschap een bedrag van f 400,— per jaar ontvangen met daarboven een vergoeding van f 100,— voor kantoor benodigdheden. Afgesproken was dat de fabriek in oktober 1856 opgeleverd zou worden, maar al spoedig bleek dit niet haalbaar. De ijzeren gashouderkuip vertoonde tal van gebreken, zodat de olieverlichting in 1856 nog gehandhaafd bleef. Als boete voor de late oplevering bracht de gemeente de fa. Van Enthoven en Comp. f 700,— in rekening. 81

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1985 | | pagina 83