Reeds in hetzelfde jaar werd prijsopgaaf gevraagd met betrekking tot elektrische straatver lichting, maar wie nu denkt dat de oude gasverlichting binnen enkele jaren het veld heeft moeten ruimen, slaat de plank finaal mis. Zierikzee bleef zijn straatgasverlichting lang trouw. Pas in 1957 werden de oude gaslantarens vervangen door elektrische en verdwenen de oude palen naar de schroothoop. Watersnoodperikelen Tijdens de Watersnoodramp van 1953 veroorzaakte het kolkende water een enorme schade aan het leidingennet dat op sommige plaatsen zelfs geheel wegspoelde. Vele gasmeters wa ren eveneens onbruikbaar geworden en daar de drinkwatervoorziening niet meer werkte, - het water moest met tankschepen worden aangevoerd - kon de fabriek zelf niet meer aan voldoende zoet water komen voor de stoomketels. Voorlopig zou geen gas gemaakt kunnen worden en moest de bevolking overschakelen op vaste brandstoffen of buta(an)gas. Ook de straatgasverlichting werkte natuurlijk niet meer, wat niet alleen zeer hinderlijk was maar door de vele versperde en half weggespoelde straten ook bijzonder gevaarlijk. Een vroegere concurrent stak in deze periode echter de helpende hand toe. De PZEM zorgde, zodra weer stroom geleverd kon worden voor een elektrische nood-straatverlichting welke eind 1953, toen de gasfabriek weer was hersteld, werd weggehaald. Al met al was de schade voor het gasbedrijf zeer groot. Door de vorst vroren ook nog een aantal leidingen waarin water was binnengedrongen kapot. Pas op 29 mei kon met een zeer beperkt leveringsprogramma wor den gestart in die sectoren waar men het leidingenstelsel had weten te herstellen. In deze moeilijke tijden kreeg men hulp van de stad Amsterdam, die in het kader van de hulpverle ning na de ramp heel Schouwen-Duiveland adopteerde en op die basis gaspersoneel uitleen de aan Zierikzee om de zaak zo spoedig mogelijk weer draaiende te krijgen. Propaangas Na de ramp stond men voor het dilemma de fabriek ingrijpend te moderniseren of van ver dere productie af te zien en over te gaan op de distributie van propaangas. Aangezien men het er over eens was dat het steenkolen gasbedrijf alhier veel te duur zou worden, besloot men op 21 februari 1955 de fabricage te stoppen. Het gas werd van nu af aan in vloeibare vorm per tankauto van de Shell vanuit Pernis via Zijpe aangevoerd en opgeslagen in drie stalen tanks met een lengte van tweeentwintig meter welke gezamenlijk 72.000 kg vloeibaar propaan konden bevatten. In tijden dat de pont niet voer door de ijsgang of mist, kon men op deze voorraadtanks terugvallen. Overigens hadden de tankauto's met gas op de pont van Zijpe voorrang op het overige verkeer. Daar het aangevoerde propaangas van een andere samenstelling was dan het steenkolengas (lichtgas) moesten echter alle gastoestellen wor den omgebouwd. Een voordeel hiervan was achteraf dat toen men later opnieuw moest overschakelen op aardgas aan de toestellen vrijwel niets meer veranderd behoefde te wor den in tegenstelling tot in andere plaatsen in Nederland. Door de overschakeling van fabri cage naar distributie was een groot gedeelte van de fabriek overbodig geworden en men besloot dan ook zo spoedig mogelijk te trachten de nog bruikbare fabrieksinstallaties aan de man te brengen. Op 7 september 1955 hield men hiertoe een openbare verkoping in het Huis van Nassau. De verkoop werd een succes en leverde niet minder dan f 50.471,— op. Een gedeelte van de terreinen en gebouwen was eveneens overbodig geworden en ging voor niet al te veel geld over in handen van de Koninklijke Zeelandia, die er het zelfstandige be drijf Emulsion Holland vestigde. Overigens was Zierikzee vrijwel de eerste plaats in Neder land waar men op propaangas overschakelde. 93

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1985 | | pagina 95