Luchtfoto van de gasfabriek in 1959. De beide gashouders zijn reeds buiten gebruik. De drie opslagtanks voor pro- paangas zijn duidelijk zichtbaar. Elektrische straatverlichting Reeds in het begin van de vijftiger jaren gingen er steeds meer stemmen op - zelfs van de zij de van de gasfabriek - om ook in Zierikzee over te stappen op elektrische straatverlichting. Het duurde echter nog tot in 1957 voordat alle oude gaslantarens door elektrische waren vervangen. De voordelen waren volgens het toenmalige gemeentebestuur groot. Verschillende lan taarnpalen hadden een hoge ouderdom en waren hoognodig aan vervanging toe. Boven dien waren de exploitatiekosten van een elektrische straatverlichting minder hoog en ga ven de nieuwe lampen een beter lichtrendement (ze gaven ruim twee maal zoveel licht als de gaslampen bij een zelfs nog iets lager energieverbruik). Het verlies voor de gasfabriek, die nu natuurlijk minder gas moest leveren, nam hierdoor met f 4.453.51 toe. Hierbij kwam nog het wachtgeld van de ,,man in algemene dienst" ad. f 2.600,— per jaar. In de gemeente raadsvergadering van 8 mei 1956 viel de beslissing. Er zouden 229 elektrische lanterens ge plaatst worden, 12 meer dan er gaslantarens geweest waren. Dat er ook in die tijd al „oppositie" was tegen deze aantasting van het oude stadscentrum blijkt uit een ingezonden stukje van een „minnaar van het stadsschoon" in de Zierikzeesche Nieuwsbode van 20 november 1956. Hierin vraagt betreffende persoon zich af of het niet mogelijk geweest zou zijn de oude gaslantarens om te bouwen op elektrisch, zoals ook op andere plaatsen in het land wel gebeurde en alleen in de buitenwijken (nieuwbouwwijken) de moderne lantarens te gebruiken. Waarlijk een vooruitziende geest want in 1975 plaatste men in het kader van het monumentenjaar de eerste namaakgaslantarens met elektrische verlichting in het centrum van Zierikzee. Er waren overigens in 1956/1957 ook reeds men sen die de (toekomstige) waarde van de oude lantaarnpalen inzagen. Enkelen kochten toen 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1985 | | pagina 96