vouw in een boekwerd beboet met een stuiver. Men was er erg opgesteld dat ieder lid op tijd zijn boek kreeg. Dat moest ook wel. De leden van het gezelschap woonden immers op verschillende dorpen en voor een volgende vergadering moest het boek zijn gelezen. Wanneer een schoolmeester een boek te lang in zijn bezit hield kreeg hij twee stuivers boete. Men was nog al eens in overtreding. Regelmatig vinden we in de notulen een aantekening dat er boeten zijn geïnd. De boeten kwamen in de kas van de vereniging. Eén van de eerste boeken die binnen het gezelschap circuleerde heette: „Eerste grondbeginselen om de jeugd binnen weinig tijds het nederduits te leeren lezen en het denkvermogen te ontwikkelen". Het werk was geschreven door A. van Zutphen, schoolhouder te Gorinchem. Schoolopziener Schoolopzieners konden een belangrijke rol spelen binnen de schoolmeestersgezel schappen. Van oudsher oefenden dominees toezicht en controle op het onderwijs uit. De binding tussen kerk en school was nog hecht. Het lag daarom voor de hand dat veel predikanten tot schoolopziener werden benoemd en vanuit die functie ook voorzitter werden van een onderwijsgezelschap. Schoolopzieners hadden in de eerste plaats een toezichthoudende taak op het onderwijs en de scholen. Verder moest de schoolopziener de onderwijzers leiden en begeleiden. Hij onderwees ze en moedigde hen aan. De inhoud die de schoolopziener aan zijn taak gaf, was sterk afhankelijk van zijn betrokkenheid bij het ondeiwijs. Hoe groter zijn betrokkenheid, des te meer streefde hij er naar zijn gezelschap tot een schoolklasse van volwassenen te maken. Het gezelschap werd dan eigenlijk een soort kweekschool voor in functie zijnde schoolmeesters. Dr. J. A. Schneither, tweede voorzitter van het Schouwse Schoolonderwijzers Gezelschap. Hij was van 1835 tot 1841 rector van de Latijnse school te Zierikzee. Vertrok in 1841 naar Groningen. (Gemeentearchief Groningen 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1986 | | pagina 101