schoolkinderen werd verschillende keren gesproken. De meesters klaagden over het korte schoolgaan ten gevolge van de onverschilligheid van vele ouders. De toenemende armoede speelde daarbij ook een belangrijke rol. Het schoolverzuim bleef voor de meesters een probleem. In 1888 bracht J. de Keijzer, schoolhoofd te Looperskapelle (Gemeente Duivendijke), het huiswerk ter sprake. Hij vroeg zijn collega's of zij ook huiswerk opgaven. En zo ja, welke ervaringen zij daarmee hadden. Het schoolhoofd te Noordwelle, K. J. de Huy, had gedurende één jaar huiswerk meegegeven. De resultaten waren treurig. Hij was ermee gestopt. De overige leden besloten daarop van huiswerk af te zien. Op de vergaderingen werden vaak ook algemene wetenswaardigheden besproken. Diverse uiteenlopende onderwerpen kwamen daarbij aan de orde. Zo werd onder meer een bijeenkomst gewijd aan de Franse schrijver Victor Hugo. Verder werden er thema's behandeld zoals: „De waarden en de gevolgen van de boekdrukkunst" en „De Koran van de Mohammedanen en hun tijdsberekening". Verder onder meer de leuze van de Franse revolutie: „Vrijheid, gelijkheid en broederschap". Af en toe werden tijdens de vergaderingen maatschappelijke kwesties aan de orde gesteld die een smakelijk debat opleverden. In 1896 hield penningmeester J. H. Dormaar, hoofd onderwijzer te Renesse, een lezing over „De strijd van de onderwijzers tegen alcohol". Spreker merkt op dat ook leerkrachten steeds meer moeten deelnemen aan de strijd tegen alcohol. Hij wijst op de schadelijke effecten van alcoholgebruik en vindt het de taak van de onderwijzer tegen het gebruik van alcohol te waarschuwen. Zelfs tegen het matig gebruik, „want de dronkaards worden gerecruteerd uit de matigheidsdrinkers". Met een woord van opwekking tot zijn collega's mee te helpen deze geduchte vijand van het mensdom te bestrijden, eindigt Dormaar zijn rede. Er volgde toen een geanimeerd debat over het alcoholprobleem. Het merendeel van de leden was het wel met de spreker eens. De heer Barendse, schoolhoofd te Serooskerke, vond dat de strijders tegen alcohol verkeerde middelen gebruikten om hun doel te bereiken. Schoolmeester Barendse, onder zijn collega's bekend als een man waar niet mee te spotten viel, was voorstander van een andere aanpak van het probleem. „Nee, zei hij, predik geen geheelonthouding, maar wek de mensen op tot drinken tot ze ervan walgen. Dan volgt de reactie en het mensdom is genezen", aldus Barendse. Tot grote hilariteit van zijn collega's deelt hij hen ten overvloede mee dat hij op zijn tijd van een borreltje houdt. Schoolstrijd De schoolstrijd speelde in het maatschappelijke leven zo'n belangrijke dat deze kwestie regelmatig ter sprake kwam bij de Schouwse meesters. We zullen ter illustratie twee voorbeelden aanhalen. Op de vergadering in april 1853 was de Aprilbeweging hét gesprekvan die middag. Wat was het geval? De grondwet van 1848 had volledige godsdienstvrijheid gebracht. De paus herstelde daarop de bisschoppelijke hiërarchie in ons land. Dit gebeurde op een vrij scherpe wijze. Hierdoor ontstond er in protestantse kringen grote ergernis. Op 15 april 1853 bood dominee Ter Haar aan koning Willem III een van meer dan 50.000 handtekeningen voorzien adres aan. Het antwoord van de koning daarop getuigde van zoveel protestantse sympathie dat minister Thorbecke het ontslag van zijn kabinet indiende. Op 23 april kwam het schoolonderwijzersgezelschap te Noordwelle bijeen. Het aftreden van Thorbecke was het gesprek van die bijeenkomst. De secretaris noteerde: „Alle monden waren vol over het ontslag van Thorbecke. Men meende, ondanks de godsdienstvrijheid, dat Thorbecke teveel toegelaten had ten nadele van „onze protestantse godsdienst en het schoolwezen". Volgens de notulen waren er ook op Schouwen en Duiveland velen die het adres aan de koning hadden ondertekend. 105

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1986 | | pagina 109