Brouwse jeugdherinneringen en Bruse sollicitatieproblemen (met inleiding en commentaar van dr. A. de Vin) In onze kroniek van het jaar 1986, waarin Brouwershaven uitgebreid zijn 700 jarig bestaan heeft gevierd, mag een streektaalbijdrage over onze Schouwse smalstad niet ontbreken. Wij waren daarom zeer verheugd wederom een jeugdherinnering van de reeds eerder 1982 en '83) in ons jaarboek publicerende „Bêênekluuver" (ps. voorj. G. Jonker) te mogen ont vangen en dit te meer, omdat de thans ingezonden bijdrage liet begin vormt van een hele reeks jeugdherinneringen, die de schrijver binnen afzienbare tijd hoopt uit te geven. Het zou prettig zijn als deze uitgave gerealiseerd zou kunnen worden, zoals in de afgelopen tijd rond de eeuwfeestviering van Brouwershaven een aantal andere verblijdende initiatieven i.v.m. Brouwershaven's verleden op sympathieke wijze verwezenlijkt zijn. We denken hier o.a. aan de opvoering tijdens de jubileumfeesten van het historische toneelstuk over de wandaden van de Brouwse pseudo-arts en aartsmisdadigerJohan Cato Kamerling" (Abraham Magaris) en de opening van het museum „De Vergulde Garnaal". De reeds voor een belangrijk deel voltooide jeugdherinneringen denkt „Bêênekluuver" te publiceren onder de titel „Keesje Bènders van Brouwersaeven om in naebie 1920". Daardoor kiest Jonker voor zichzelf (en zijn familie) een derde schuilnaam na „Bêênekluuver" in Kroniek 7 1982) en 8 (1983) en ,Jan Gabriel" in Kroniek 10 (1985), onder welk pseudo niem hij zijn herinneringen aan de Zierikseese kantonrechter mr. S. R. Bakker het licht deed zien. Het verhaal van „Keesje Bènders" leert ons hoe een kind te Brouw leefde in de eerste helft van de jaren '20 en laat ons tevens zien hoe een gemiddeld gezin (tegenwoordig meestal aangeduid met het modewoord „modaal") in onze smalstad in die tijd leefde, woonde en werkte. Belangrijk is echter ook dat „Bêênekluuver" zijn herinneringen gepu bliceerd heeft in de Brouwse taal van zijn jeugdjaren en dat is een stukje lokale taal dat niet verloren mag gaan, noch als herinnering aan het verleden, noch als mogelijkheid van taalexpressie in het heden. Want hoe noodzakelijk het ook om praktische redenen moge zijn onze gedachten goed in het algemeen Nederlands te kunnen uitdrukken, voor jongere en oudere Brouwenaars van geboorte blijft onverminderd gelden dat zij pas goed zichzelf zijn, als zij de taal van hun eigen smalstad gebruiken. Wat dat betreft blijft de uitspraak van ir. M. A. „Bêênekluuverps. voorj. G. Jonker, geb 1914). schrijver van de Brouwse jeugdherinneringen. 123

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1986 | | pagina 127