tot zijn overlijden regelmatig in genoemde krant verschenen. Dit klemt des te meer, omdat in de overige regio's van het Zeeuwse taalgebied van Goeree-Overflakkee tot Zeeuws-Vlaanderen regelmatig publikaties in de streektaal van de pers komen en of toneelvoorstellingen in het dialect plaatshebben. Vooral ons buureiland noordelijk van de Grevelingen laat zich hierbij niet onbetuigd. Achtereenvolgens verschenen de afgelopen jaren van mevr. D. K. Soldaat-Poortvliet „Gedichten op zijn flakkees" en „Flakkeese Vertelsels" (Wissenkerke 1982), „Op z'n flakkees gezeit" van Nel Siegers-van Dongen (Wissenkerke 1984) en „De lui van Oudenhil", verhalen in het Ouddorps doorj. van Eijk (Ouddorp z.j.; de inleiding van F. Heerschap is van mei 1984). We mogen hierbij zeker niet de dit jaar uitgekomen grammofoonplaat ,,'s Even luustere" vergeten, een schitterende verzameling van Flakkeese liedjes, gezongen door koor, ensembles en solisten van de Christelijke Scholengemeenschap „Prins Maurits" te Middelharnis o.l.v. onze Zierikseese organist en zangpedagoog Mar van der Veer. Schouwen-Duiveland mag door de bovengeschetste achterstand geenszins de indruk gaan wekken dat het onverschillig staat tegenover de eigen taal en streekcultuur. Een grote betrokkenheid op de algemeen-Nederlandse taal en cultuur behoeft geenszins minachting voor het streekeigene met zich mee te brengen, Integendeel, door de streektaal en -cultuur voortdurend te vergelijken met de algemeen-Nederlandse taal en cultuur leren wij haar betekenis en waarde des te beter beseffen en plaatsen wij haar tevens in dat nationale kader dat dr. A. Doedens aan de orde stelde in zijn voordracht „De emancipatie van de locaal- historicus" op de Zeeuwse culturele dag te Axel op 25 februari 198410). De tekst van deze voordracht is te vinden in 'het door de Zeeuwse Culturele Raad te Middelburg samengestelde verslag van deze dag op de pp. 8 t/m 12. Het bedektelijk door de heer Doedens uitgesproken veiwijt van „gebrek aan visie" en „locaalpatriottisme" (zie a.w„ p. 8) kunnen de beoefenaars van de lokale geschiedenis, c.q. taalkunde en streekliteratuur in Zeeland, en in het bijz. ook op Schouwen-Duiveland, zonder schroom naast zich neerleggen. De Zeeuwen zijn in het algemeen zeer „meegaende" en hebben zich in de meeste gevallen objectief opengesteld voor alles wat op hun weg kwam. De in dialectschetsen vaak gedemonstreerde milde humor en zelfspot, ook uitgesproken in het hierboven gepubliceerde verhaal van „Wullum", is de beste waarborg tegen overwaarde ring van mensen en situaties in het regionale verband. Als we daar nog aan toevoegen, dat in de in ons jaarboek opgenomen streektaalartikelen, waar dat maar mogelijk was, de lokale en regionale taal van Schouwen-Duiveland vergeleken werd met talen, c.q. streektalen in en buiten het algemeen-Nederlandse kader, dan kunnen we zelfs zonder enige terughoudend heid vaststellen dat onze streektaal ook in een internationaal kader behandeld is. Daarom geven wij als besluit de gemeentelijke en culturele instanties in onze regio dringend in overweging hun steun te verlenen bij uitgave van proza en poëzie in de streektaal. Ook willen wij provinciale instanties op dit terrein opwekken in deze hun welwillende medewer king te verlenen. In dit verband is het verblijdend te mogen vernemen dat onlangs positiefis geadviseerd over een verzoek van onze vereniging „Stad en Lande van Schouwen- Duiveland" t.b.v. de uitgave van een boekje over de veldnamen van Dreischor en de Gouwepolders.11' Als bij de verschijning van dit jaarboek de streektaalcommissie van genoemde vereniging hoogstwaarschijnlijk volledig zal functioneren, kan met voortvarend heid gewerkt worden aan het bepleiten van de belangen van onze streektaal in de ruimste zin van het woord. 131

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1986 | | pagina 135