situering van de eerste kerk was aanmerkelijk lager gelegen op de zuidoever van het Steenzwaan. Medebepalend voor de plaats van de nieuwe kerk zal de invloed geweest zijn vanuit een tweede woon-kernheuvel, die gelegen was op het oosteinde van de Kerkstraat hoek Stekelstraat, nu nog het hoogste punt van het dorp. Aanvankelijk werd de oostelijke bedijking van de Nieuwerkerkse ban gevormd door de dijk, tot 1953 bekend als Platte Kapelledijk. Deze dijk zal zijn naam ontleend hebben aan een kapel aan het oosteinde van deze dijk l0). Via de kernheuvels Molenberg en Stekelstraat werd het tracé van de oude bedijking zuidelijk voortgezet door de Rolleclootschen dijk. Juist ten zuiden van het huidige Nieuwerkerk moet in de twaalfde of vroeg dertiende eeuw de Rolleclootschen dijk zijn doorgebroken. De toen binnengedijkte weel, Kerpenweel, was tot 1953 hier zichtbaar. In het begin van de deniende eeuw verloren de Platte Kapelledijk en de Rolleclootschen dijk hun waterkerende functie door inpoldering van het oostelijk gelegen Oude Nieuwland. De westelijke en noordelijke bedijking behielden gedeeltelijk eeuwenlang hun zeewerende functie. In 1530 werd het poldertje Al te Klein aan Duiveland bedijkt. Na aanleg van de Stenen dijk in 1610. de eerste vaste oeververbinding tussen het eiland Schouwen en het eiland Duiveland. werden in de daarop volgende eeuwen geleidelijk diverse Dijkwaterpolders tegen Duiveland aangedijkt. De noordelijke dijk van Beoosten Sweene was tot 1953 als zeewering in gebruik. Het is twijfelachtig of het Steenzwaan ontstaan is vanuit een doorbraak in reeds bedijkt land. Eerder moet gedacht worden aan een inbraak in het nog onbedijkte schorrengebied tijdens een late transgressie-periode. Even ten zuiden van de meest westelijke bedding van het Steenzwaan is echter wel een dijkdoorbraak geweest. De weel, thans bekend als De Wolf, maar in de zeventiende eeuw Bakkersweel geheten en de kromming van de dijk om deze binnengedijkte weel, herinneren hier nog aan. Botland Reeds in het begin van de zeventiende eeuw was het ambacht Botland sterk ingekrompen. Verspreid over het gebied Bewesten Sweene behoorden een aantal, hoofdzakelijk niet aaneengesloten bevangen tot dit ambacht. Het wordt dan ook wel genoemd het Kleine Ambacht. In 1722 kwam door vererv ing het ambacht in het bezit van Paulus Ewaldus van de Perre. Hij is dan ambachtsheer van de hele Vierbannen 11 Kapelle Het ambacht Kapelle heeft aan de noordzijde een natuurlijke begrenzing. De oost-west lopende kreekbedding, de Mannee, vormt de scheiding met het Nieuwerkerkse en het Botlandse ambacht. Meer oostwaarts mondt de waterloop via het Springe uit in het Steen zwaan. De zuidelijke begrenzing is het tracé Gatweg, omstreeks 1550 vermeld als Holleesche weg12) en Blote weg. Een natuurlijke barrière tussen de ambachten Kapelle en Nieuwerkerk vormde het lage plassengebied ten westen van Nieuwerkerk: de Noord- en Zuidplasse. Uit de percelering valt af te leiden, dat het ambacht Kapelle vanuit een hoger gelegen kernland in cultuur is gebracht. In 1304 werd op het hogere gedeelte van het ambacht een kapel gesticht, „ter eeuwige nagedachtenis voor de aldaar gesneuvelde edelen in de strijd tegen de Vlamingen op de Gouwe" 13). Aan de zuidzijde van het oude kernland verrees, vermoedelijk reeds voor 1342 het kasteeltje Zwanenburg. 14) Aan de noordzijde van het hogere kernland lag de Polderweg,s), pas in de negentiende eeuw Loensweg geheten. De naam Polderweg kan wijzen op een oude bekading. De verbinding tussen het dorp Nieuwerkerk, waar ook de moederkerk stond en het hogere gedeelte van 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1986 | | pagina 14