de Vierbannen van Duiveland vast te leggen. Hoewel iedere zeven jaar, eeuwenlang, deze gegevens werden vastgelegd in „overlopers" of „hevenboeken" (heffings-boeken) is slechts een klein aantal van deze boeken bewaard gebleven. De bewaard gebleven exemplaren geven ons echter een waardevol inzicht in vele historische bijzonderheden over het betreffende gebied. De eigendomssituatie, de pachtverhouding, bewoners en eigenaren van hofsteden, naamgeving van vele wegen en soms waterlopen, perceelsnamen en de ligging en oppervlakte van schotvrij land (vronen) staan vermeld. Vroonland was vrij gesteld van schot, en droeg niet bij in het jaarlijk onderhoud. Op het oude land was vroonland ook een stuk grond, waarop de ambachtsheer zijn hofstede of versterking mocht bouwen. Aileen op vroonland gaf de graaf als grootgrondbezitter hiervoor toe stemming. De in de veldboeken vermelde vronen geven daarom een belangrijke aanwijzing voor die plaatsen, waar vroege bewoning buiten de dorpen heeft plaatsgevonden. Het oudst gevonden veldboek betreft de ban Ouwerkerk uit het midden van de zestiende eeuw. Hoewel de eerste bladzijden ontbreken, en daardoor ook de datering, komt in dit veldboek regelmatig grond van de cure van Ouwerkerk voor. Het veldboek moet dus samengesteld zijn voor de Reformatie23). Het oudst geraadpleegde veldboek van Nieuwer- kerk dateert uit 1610 24). Vermoedelijk zullen de meeste bevangen een naam gehad hebben. Wat betreft de Vier bannen van Duiveland is slechts een klein aantal van deze namen teruggevonden, integen stelling met de jongere polder Oost er- en Sirjansland, waar bijna alle bevangen een naam hebben in de veldboeken. (zie bijlage) De bevangen van Nieuwerkerk en Botland met uitzondering van het Oude Nieuwland De bannen Nieuwerkerk en Botland omvatten totaal 42 bevangen. Hiervan behoren zeven bevangen tot het Botlands ambacht. In de meeste veldboeken worden de bevangen van Nieuwerkerk en Botland beschreven volgens een doorlopende nummering. In het archief van Bolland komt echter een veldboek uit 1682 voor, waarin alleen de bevangen van de ban Botland worden beschreven 25). Het betreft hier de bevangen no. 14 gedeeltelijk, 16, 17, 30, 32,33,27 en 28 samengevoegd) en 29. De totale grootte van de ban Botland bedraagt in 1682 434 gemeten en 99 roeden. Hiervan is slechts 3 gemeten en 175 roeden vroongrond. Opmerkelijk is de verspreide, niet aaneengesloten ligging van de bevangen van de ban Botland. Reeds in het begin van 1600 wordt deze situering aangetroffen. Hoewel Botland nog lang een eigen rechtspraak heeft gehad, moet deze ban reeds voor 1600 aan belangrijkheid hebben ingeboet en toen reeds grotendeels versmolten zijn met de ban Nieuwerkerk of Groot Ambacht. De tot Botland behorende bevangen worden alleen aangetroffen ten westen van de Sweene echter wel liggende aan de oostelijk en westelijke zijde van het Steenzwaan. Mogelijk is de Sweene de oorspronkelijke oostelijke bangrens geweest van Botland.In alle geraadpleegde veldboeken komt na de beschrijving van de eerste negen bevangen van Nieuwerkerk voor de vermelding „einde van Beoosten Sweene". Ook dit wijst op de belangrijkheid van deze oude kreek, als grensscheiding tussen twee delen. Het 1 ste bevang Beoosten Sweene moet een belangrijk gebied geweest zijn. Niet alleen de oppervlakte van dit bevang, (219 gemeten), maar ook het grote percentage vronen (30%) wijst hierop. In de meest westelijke hoek vlak bij de Sweene lag als een belangrijk verde digingspunt Qualienberg26). Tot 1953 was het perceel van deze berg bekend als de Kwalen- berg 27). In diverse veldboeken komt voor Qualienhofstede en ten zuiden van deze berg: de Poortwei". In alle geraadpleegde veldboeken wordt de latere Kempensweg vermeld als Qualienweg. Binnen de Vierbannen zijn slechts twee voorbeelden gevonden, waar een weg 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1986 | | pagina 17