In het zuiden is de grens tussen het 6 de en 7 de bevang de Gouweveersche weg nu Slotweg geheten. De kromming in de dijk op het westelijk eind van deze weggeeft de plaats aan, waar eens de haven van het Gouweveer (of Myteveer) was. Oorspronkelijk zullen het 6 de en 7 de bevang zich verder westelijk hebben uitgestrekt 36). Tijdens de stormvloed van 1530 is hier veel schade ontstaan. Bij de herdijking in 1531 Wam het Gouweveer buitendijks te liggen De nog zichtbare havenkom in de kromming van de dijk moet dus ontstaan zijn na 1531. De veldnaam De Kromme Kaaie herinnen nog aan dit (nieuwe) haventje. Het7 de bevang „genaamd Hollee of Klein Zwanenburg" ligt ten zuiden van het 6 de bevang. In het zuiden is de grens de Gatweg, die in 1550 vermeld wordt als Holleesche wegDeze weg is tevens de ambachtsscheidding tussen Kapelle en Ouwerkerk. De diverse veldboeken vermelden dit bevang „waar Klein Zwanenburg in heeft gestaan". Toch geeft de hoogtekaart en ook het veldnatnenonderzoek geen aanwijzing voor de plaats van een (versterkt?) huis of boerderij. Gezien de grondverliezen in de zestiende eeuw, lijkt het niet onmogelijk, dat Klein Zwanenburg is buitengedijkt en de plaats gezocht moet worden in de huidige Gouweveerpolder. Het 8 ste bevang ligt ten zuiden van de Straatweg. Binnen dit bevang ligt het kasteeltje Zwanenburg. Reeds in 1619 vermeldt het veldboek: ,,'t vervallen kasteel van Swanenburg, daar Pieter op 1 Slot woont". In 1584 luidt de omschrijving: „daar 't huis van Swanenburg in staat". Tussen 1584 en 1619 zal het verval van dit kasteeltje sterk zijn toegenomen. Vanouds ligt ook in dit bevang de boerderij Windenburg, waarvan de huidige woning staat op een oude woonterp. Meer oostelijk stond in vroegere eeuwen de hofstede De Swarte Poorte. Een dreef vanaf de Straatweg gaf toegang tot deze boerderij, in 1730 eigendom van Mej. Eva de Visser, weduwe van Mons. Jacob Liere. Het 9 de bevang ligt in de uiterste zuidoosthoek van de ban Kapelle, in de hoek van Vissers Groene weg en de Blote weg. Dit bevang ligt grotendeels in het lage weide gebied van de Zuidplasse. De ban van Ouwerkerk Het ambacht Ouwerkerk omvat twintig bevangen en daarnaast nog als aanwas in de dertiende eeuw vijf bevangen in het Oude Nieuwland. Het 1 ste bevang ligt in de noordoosthoek, tegen de ambachtsscheiding van Nieuwerkerk. De grens met de ban Nieuwerkerk wordt hier gevormd door het noordelijke gedeelte van de Blijhoekse weg (oorspronkelijk Bloeyhoeksenweg), tot in het begin van de negentiende eeuw genoemd „Bree-eetschen weg", naar de oude schorkreek de Breede Ee. Het 2 de bevang wordt in het westen begrensd door de Blijhoekse weg en strekt zich oostelijk uit tot de Rolleclootschen dijk en de dijkmeet van het 3 de bevang. Onder dit zuidelijke gedeelte van de Rolleclootschen dijk, in de volksmond bekend als Klöötendieke, werd tijdens de herverkavelingswerkzaamheden in 1955 een vroeg type duiker gevonden, gemaakt van een uitgeholde eikenhouten stam 39). Het 3 de bevang bestaat uit jongere schorgrond. In alle veldboeken wordt dit bevang aangeduid met „in den polder". Ook op de verkavelingskaart is duidelijk waarneembaar het westelijkgelegen dijktracé, tot 1953 bekend als de Dijkmeet. De oostelijke begrenzing, in het zuidelijke verlengde van de Rolleclootschen dijk, is Schooiersweg (oorspronkelijk Schoeiers- weg). Zuidelijk van dit bevang ligt de Oostweg met de Oostweel. Deze weel herinnert aan een heel vroege dijkdoorbraak vermoedelijk reeds vóór 1200. Ook oostelijk van deze weel wordt jongere schorgrond aangetroffen. In het 3 de bevang stonden tot 1953 drie boerderijen, de Grote Hofstede, de Middelste Hofstede en Hooggelegen. Reeds in het begin van 1600 wordt melding gemaakt van deze hofsteden. Het 4 de bevang Op Oude Sluys omvat de Middeldijk met daarnaast de bermen. Omstreeks 1650 stond op deze dijk een korenmolen. In het veldboek van 1730 wordt Het Moolhof nog vermeld. Het 5 de bevang ligt ten zuiden van de Oostweg. De westelijke begrenzing is de Baalpapenweg. Tijdens de herverkaveling bleek deze weg te zijn gefundeerd op takkenbos sen, rijshout en knuppels. 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1986 | | pagina 28