Het 1 ste bevang ligt ten noordoosten van Nieuwerkerk. Opmerkelijk is, dat de Platte Kapelle dijk, noordwestelijke scheiding van het oude en nieuwe land van Duiveland in het veldboek van 1765 genoemd wordt: „halve Galgendijk". Het 2 de bevang, ten zuiden van deze binnendijk, heet Berberschot. De naamsverklaring is niet bekend. Zuidoostelijk wordt de begrenzing van dit bevang gevormd door een lage kreekbedding, die met de smallere Muye en de zuidelijk hiervan gelegen ee de buitendijkse geul of omloop aangeeft van het oude kernland van Duiveland. Het 4 de bevang ligt ten zuiden van de Ooststraat. De oostelijke begrenzing is weer de oude kreek, die hier de naam van ee heeft. De tot 1953 bekende veldnaam De ee-weide („Deewei") herinnert aan deze kreek. In dit bevang stond de brouwerij. Het vrij zoete water van de ee zal de plaats bepaald hebben voor deze dorpsbrouwerij. Het lijkt waarschijnlijk, dat het tot 1940 bekende café De Wereld het huis van de brouwer was. In 1807 is reeds sprake van „het huis en de gewezen brouwerij". Het 5 de bevang, ten zuiden van het 4 de, loopt door tot aan Oude Sluis. Tot rond 1400 heeft deze sluis gefungeerd als uitwateringsplint voor het Oude Nieuwland en ook nog voor een deel van het oude land. Door inpoldering van de poldertjes Groot- en Klein Beijeren ten noorden van Viane verloor deze sluis zijn primaire funktie, evenals de ee die tot dan als boezemgebied had gediend. Het lozingspunt op de Oosterschelde werd nu verlegd naar dc sluis te Viane. De gevonden naam voor het 5 de bevang is Hassald (veldboek 1730) later Haasveld (veldboek 1807). Het 6 de bevang ligt ten oosten van de ee. In de uiterste zuidpunt van dit bevang ligt de sluiskolk van de oude sluis. Het 7 de en'8 ste bevang, resp. Suyt- en Noord Dolpe Hil (veldboek 1619) liggen tegen de Rampaertse dijk. De naam I Ii 1 wijst reeds op een natuurlijke hoogte. Deze beide bevangen liggen dan ook duidelijk hoger t.o.v. de omgeving. De noordgrens van het 8 ste bevang is de watergang de Noordzinkvliet, tevens bangrens tussen Ouwerkerk en Nieuwerkerk. Het 9 de bevang, Jachtvinkse waard (veldboek 1619) herinnert aan een omkaad stuk grond, waar reeds vóór inpoldering, dus vóór 1200 de vogelarij, de jacht op vinken, werd uitgeoefend. Het 10 de bevang, genaamd het Ronde Blokje (veldboek 1730) werd in 1619 aangeduid als „gelegen in Jan Bouwens Blok". Dit bevang ligt rondom besloten door de wegen Ronde Bloksweg, Zonnemansweg en de Oude Nieuwlandse weg. Over het oostelijke gedeelte van de Zonnenmansweg, vroeger genoemd Euke Pieters Maartensweg, liep het pad naar Oosterland „waar 's lands boom aan ligt". Blijkbaar is ook hier weer een controlepunt bij het betreden van de ban. Het 11 de bevang tenslotte ligt ten zuiden van Bloksweg, het huidige tracé van de Rijksweg. Gezien het kaarsrechte tracé van de Bloksweg, zal deze weg zijn aangelegd na de inpoldering van de Oosterlandpolder in 1354. Slot Toen Mr. A. J. F. Fokker in het begin van de twintigste eeuw de bevangenkaart van Schouwen samenstelde, was een uitgebreide veldverkenning nog mogelijk. De oorspronkelijke kenmerken van het landschap, zoals die werden aangetroffen tijdens de bedijking waren nog in ruime mate herkenbaar. Ondanks door ingrijpende herverkaveling verloren gegane oorspronkelijke begrenzingen, bleek het toch mogelijk ook voor de Vierbannen een bevangenkaart sarqen te stellen. Zorgvuldige vergelijking en interpretatie van nog aanwezige veldboeken en de kadastrale kaarten van de situatie voor 1953 waren hiervoor de basis. De totstand gekomen bevangenkaart, in gedeelten hiervoor afgedrukt, de gevonden namen van diverse bevangen en de bodemkundige overzichtskaarten van Schouwen-Duiveland geven een inzicht in de wordingsgeschiedenis van dit deel van Duiveland. Diverse dijkdoorbraken in de loop van de eeuwen en de daarmee gepaard gaande overstromingen, hebben hun sporen nagelaten in het landschap van de Vierbannen in Duiveland. Vooral aan de west- en zuidkant is een aanzienlijke oppervlakte verloren gegaan. Aan de oostkant echter bleek het mogelijk gronden bij te dijken, een proces, wat zich ook heeft voortgezet in de jongere polders Ooster- en Sirjansland en Bruinisse. 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1986 | | pagina 34