deze in de ebperiode weer te openen. Het uitstromende water bracht een waterrad in beweging dat de energie leverde voor allerlei werkzaamheden als het malen van het graan, het persen van oliezaden, het zagen van hout. Een ander effect van het tijdens eb uitstromende waterwas, dat dit slibdeeltjes uit de kreek mee naar buiten spoelde, waardoor het dichtslibben van de kreek werd tegengegaan. De tekening op blz. 38 geeft een indaik van een watermolen met waterrad en molenhuis. Niet alleen uit de straatnaam, maar ook uit de grafelijke oorkonden en uit rekeningen van de rentmeester van de graaf blijkt, dat in Zierikzee één of meer watermolens hebben gestaan. De graaf was eigenaar van de molens en ontving hiervoor rente (pacht). 1220 juli Aalbertsberg. GraafWillem I geeft aan zijn echtgenote bij wijze van morgengave de watermolens van de poort (stad) Zierikzee. „Ad hec assignavi eidem uxori mee in do(n)o matutino et nupciali, que vulgo appelatur morhinegaue, molendina aquatica de Syricsepor(t)h.5) 1318, bij door rentmeester Vrederic ontvangen renten: „Nota. Witte Willems s. van den 2 watermolen tot Zerixe6). 1321 oorkonde over de verpachting van de watermolen: „Willem, Grave van Heynnegouwe enz. maken cond dat wy onsen lieven ende ghetrouwen Scepenen ende Burghermeistern van onser poerte Zeerixe verpacht hebben onse watermolen tote Zeerixe, mitten watermolen lande ende mit scade, ende mit vromeende sy sullen onsen gesinne ende onser gesellinnen der gravinne ende horen gesinne, soe wilke tyt dat wy ende sy tot Zierixe syn, malen doen onse eoren7). 1340 bij de renten noteert de rentmeester Boudin Jansz: „ontfanghen van der port van Zirixee van der watermolen aldaar etc"8). 1340 vrijstelling van de jaarbede: „Hinc amputant van den moelwater, 53 m."9) 1342 bij de ontvangen renten wordt wederom de watermolen van Zierikzee genoemd10). 1350 de gravin verkoopt de watermolen aan de stad Zierikzee. „Margariete, Gravinnevan Henegouw, van Holland, van Zeeland ende Vrouwe van Vriesland, maken kond dat wy onse poort van Zierikzee gegeven, vercogt, ende vergift hebben, in regten vrijen eygendom die thien pond ouder groote Coninxs tournoysen van Vrankrijk vry.s gelt,regte rente elx jaers eeuwelyk staende, die sy ons boven alle costen jaerlix schuldig syn, en waren van ons watermolen, ende molenwaterlanden tot Zierikzee met allen den toebehooren ."u). In deze documenten komen dus voor de namen watermolen, molenwater en molenwaterlan den. De watermolen was natuurlijk de molen zelf, het moei of molenwater de boezem waarin het vloedwater tijdelijk werd vastgehouden. Het oppervlak van dit molenwater bedroeg 53 m. zoals uit de tweede rekening uit 1340 blijkt. Met m. wordt bedoeld gemet, zodat men hier in Zierikzee een molenwater van 22 ha. gehad moet hebben12). Dit is erg groot. Met de molenwaterlanden zullen zijn bedoeld de landerijen die als molenwater werden benut. Ze lagen uiteraard benoorden de watermolen. Van hieruit tot de stadswallen is echter ruimte voor slechts 5 ha. wanneer we als omgrenzing nemen de stadsgracht- Jannewekken-St. Anthoniesdam-Watermolen-Hofferstraat- stadsgracht. Er moeten dus nog 17 ha. buiten de huidige stadsgracht gelegen hebben. Dat kan eigenlijk alleen wanneer er in 1340 op deze plaats nog geen stadsgracht lag. Hieruit zou men kunnen concluderen dat deze in zijn huidige ligging pas na 1340 is aangelegd, waarschijnlijk omstreeks 1350, toen de molen door de gravin aan de stad werd verkocht. Dit komt overeen met de mening van De Vos, dat het oostelijk stadsdeel, ten oosten van onze kreek, pas na het beleg door de Vlamingen in 1304, waarschijnlijk tussen 1320 en 1330, tot stand is gekomen13). In een latere publicatie spreekt de Vos van „tegen het midden van de 14e eeuw"14). De gebogen lijn van de Hofferstraat met restanten van een dijkje hier, in de Raveslootstraat doorlopend naar de stadsgracht en aan de andere kant aansluitend op de dam van de watermolen en op de Verrenieuwstraat, zou een stuk van een eerdere omwalling van de stad geweest kunnen zijn en mogelijk ten dele ook van een deel van de omkading van het molenwater1). 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1986 | | pagina 43