Wanneer de situatie aan de noordzijde van Zierikzee inderdaad zo was als boven aangege
ven, dan zouden de Vlaamse troepen tijdens het beleg van de stad in 1303 in het Molenwater
of in het noordelijke deel van onze kreek gedreven kunnen zijn door de poorters die een
uitval deden. Melis Stoke beschrijft nl. in zijn Rijmkroniek, een soort ooggetuigeverslag, dat
de Vlamingen zich opstelden aan de noordzijde van de stad en van hieruit de poort
bestormden. De poorters van Zierikzee deden toen een uitval vanuit deze noordelijke poort,
liepen oostwaarts, waarbij ze een bocht maakten, en de Vlamingen in de flank aanvielen en in
het water dreven15,,6).
345 „dat nortwaerts uier porten sprongen
die oude lude metten jonghen
ende liepen oestwaert al omme
om enen boec, om ene cromme.
350 ende volgheden dwars den Vlaemschen scar en.
358 de Vlaminghen waren so uten keer,
sodat si met groten hopen
recht toe in den watre lopen,
ghelike of het scape waren.
Met de noordelijke poort kan alleen de Zuidweilepoort bedoeld zijn, omdat het oostelijke
stadsdeel met de Nobelpoort pas na het beleg van Zierikzee is ontstaan. Van hieruit werden
de Vlamingen dus klem gezet in de bocht van de oude stadswal (Hofferstraat) en de kreek
met molenwater.
De watermolen was eigendom van de graaf. Deze putte hieruit inkomsten in de vorm van
rente of pacht. De molenwaterlanden waren eveneens grafelijk bezit en daarom vrijgesteld
van grondbelasting. Het waren vroonlanden. Dit wordt in de twee uit 1340 daterende
rekeningen nog even speciaal vermeld.
In de oorkonde van 1220 wordt gesproken van „molendina aquatica", dus de meervouds
vorm. Het is zeer goed mogelijk dat er in Zierikzee, evenals in bv. Middelburg en Vlissingen,
meerdere watermolens zijn geweest. Bijna honderd jaar later, in de rekening van 1318, wordt
ook nog over twee watermolens geschreven, in de acten uit 1321 en volgende jaren echter
uitdrukkelijk over „de" watermolen van Zierikzee en „den" Moelwater.
De Schuithaven, van ongeveer 1350 tot begin 16e eeuw
Tussen 1350 en het begin van de 16e eeuw komt, voor zover ons bekend, geen watermolen
meer in de archieven van Zierikzee voor. Van Deventer tekende op zijn omstreeks 1560
vervaardigde plattegrond ook geen watermolen en spuisysteem, terwijl hij dat wel deed op de
kaarten uit dezelfde tijd van bv. Middelburg, Vlissingen en Reimerswaal. De oorzaak van de
afwezigheid van een watermolen in Zierikzee in bedoelde periode is dus niet, dat over het
algemeen de watermolens zouden zijn verdwenen om plaats te maken voor windmolens.
Naar onze mening hangt dit samen met het beleg van Zierikzee door de Vlamingen in 1303 en
1304. De inwoners wisten dit beleg te doorstaan. Als dank hiervoor verleende graafWillem III
aan de stad vele privileges, o.a. in 1304 het recht op de korenmaat: al het op Schouwen
verbouwde koren moest voortaan binnen de stad worden verhandeld. Verder moest alle
meekrap in Zierikzee gekeurd worden en kreeg men in 1389 het privilege een jaarmarkt te
mogen houden18).
Om het volle profijt van al deze privileges te hebben was het belangrijk, dat de schuiten met
landbouwprodukten uit de polder Schouwen een goede toegang hadden tot het centrum van
de stad en dat hier goede losplaatsen waren. Voor dit doel werd nu, naar onze mening, een
deel van de kreek ingericht. De St. Anthoniesdam kwam te vervallen en natuurlijk ook de
40