watermolen in deze dam. In plaats hiervan werd een doorvaart voor schuiten gemaakt, met daaroverheen een boogvormige brug, een heul. Ook onder de stadswal met stadsmuur kwam een doorvaart. Deze toegangsweg over water naar de stad werd beveiligd door een waterpoort, 's Nachts werd deze gesloten door een hekwerk. De brede kreek werd veranderd in een recht kanaal met kaden. Tijdens deze reconstructie zal ook de reeds eerder besproken straat de Hem met zijn vele pakhuizen vlak langs dit kanaal zijn aangelegd. Nu het zeewater niet meer gekeerd werd door de St. Anthoniesdam, moest een andere dam in de kreek gelegd worden. Dit gebeurde op de overgang van de Oude Haven en de Schuitha ven. Deze dam verbond de Melkmarkt met de Mol en hiermee dus het handelscentrum rond Melkmarkt, Dam en Meelstraat met het nieuwe oostelijke stadsdeel. Het ongewone verschijn sel dat in éénzelfde kreek twee dammen zouden zijn aangelegd is dus wel juist, maar dit is niet op hetzelfde tijdstip gebeurd en deze twee hebben niet tegelijkertijd als waterkering gefunctioneerd. We zijn het daarom niet eens met de opvatting van De Vos dat beide dammen gelegd zouden zijn in de eerste helft van de 14e eeuw om het nieuwe stadsdeel met het oude centrum te verbinden13, |t;). De watermolen dateert reeds van vóór 1220 en een dergelijke molen zonder dam zou niet functioneren. Na de verandering van onze kreek in een havenkanaal konden de smalle platte kloetschuiten tot in de Schuithaven komen20). Het graan werd hier gelost en naar de vlakbij gelegen Gasthuisbrug gebracht, waar het werd verhandeld. Later kwam hier de nog aanwezige overkapte graanbeurs vlak voor de Gasthuiskerk tot stand, nadat hier eerst een aantal tegen de kerk aangebouwde huizen was afgebroken. Wanneer heeft de verandering in functie van de kreek plaatsgehad? Hierover zijn geen exacte gegevens bekend. De laatste keer dat er in de 14e eeuw over de watermolen gesproken wordt is 1350, toen deze gekocht werd door de stad. Was deze aankoop wellicht bedoeld om in staat te zijn de molen op te heffen en hierdoor de kreek geschikt te kunnen maken voor de kleine scheepvaart? Ook in onze tijd gaat aankoop van huizen en grond vaak vooraf aan planologische wijzigingen. Een nieuwe stadsuitbreiding in het noordoosten met wallen en grachten kan mede aanleiding geweest zijn de molen op te heffen. Het achter de molen gelegen molenwater was immers een belemmering voor de aansluiting van de nieuwe wallen en muren op die van de reeds bestaande vestingwerken van het oudere stadsdeel. Dat gravin Margaretha genegen was de watermolen met het molenwater af te staan kan samenhangen met de politieke situatie op dat tijdstip. Na de dood van graafWillem IV in 1345 raakte diens zuster Margaretha in strijd met haar zoontje, Willem V, over de erfopvolging. Zierikzee steunde Margaretha en deze vertoefde toen veel in de stad. Zij zal toen wel genegen geweest zijn te helpen bij de stadsvernieuwingsplannen en had natuurlijk in deze oorlogstijd ook veel geld nodig. In 1351 werd Zierikzee zelfs nog even belegerd door Willem V21). Terwijl dus de naam Watermolen reeds ver vóór 1350 in de archieven voorkomt, zien we pas omstreeks 1450 voor het eerst de namen Schuithaven en Waterpoort opduiken. Dit pleit voor onze theorie, dat de kreek eerst voor het aandrijven van de watermolen en pas later voor de kleine scheepvaart vanuit Schouwen gebruikt werd. Verder zien we dat de heul in de St. Anthoniesdam een naam heeft, de Hughe Moreydsheul. De naam Hughe Moreyds komt verschillende keren voor in de stukken uit de 14e eeuw19). In 1307 en in 1358 waren er burgemeesters van die naam, (grootvader en kleinzoon) en in 1340 wordt gesproken van goederen van Hughe Moreydskinderen. Daar in 1307 en 1340 de watermolen nog in functie was, kan de heul dus alleen genoemd zijn naar de kleinzoon. Dit betekent dat omstreeks 1358 de doorvaart voor schuiten, met er overheen een heul, tot stand zijn gekomen. De dam bij de Melkmarkt had, zoals we reeds opmerkten, een zeewerende functie. Om die reden zal er geen doorlaat of doorvaart in de dam hebben gezeten zoals De Vos voor mogelijk houdt19). Wel is er een sluis geweest, om water in en uit te laten. Dit blijkt bv. uit het 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1986 | | pagina 46