feit dat in 1472 gesproken wordt van bier dat uit (de polder) Schouwen gebracht zal worden „in die Scuijthavene voer den groeten steeger naist den Sluijs "22). De appelmarkt werd een tijdlang „op den sluys" gehouden. Op de kaart van Roman (omstreeks 1660) staat aangege ven „Dam met de sluys". Via deze sluis kon het stedelijke rioleringssysteem op het zeewater lozen23). In dit verband moet gezien worden de vestiging van het stadsprivaathuis, waarmee de openbare toiletten vermoedelijk worden bedoeld in een tijd, waarin niet ieder huis goed voorzien was van sanitair. Dit privaathuis stond aan de oostzijde van de Verrenieuwstraat, dus aan onze kreek24). Ook thans bevindt zich nog een openbaar toilet op een piekwaar vroeger deze kreek liep, nl. op de Schuithaven. De namen Schuithaven en Zwemhaven zijn op de verschillende plattegronden van Zierikzee niet altijd voor dezelfde stukken van de kreek gebruikt. Met Zwemhaven wordt meestal aangeduid het stuk tussen Watermolen en de stadswal, doch ook wel eens voor het traject Watermolen-Schuithaven. De doorgang onder de stadswal, wordt genoemd het Vysegat (vyse bunzing), maar deze naam wordt ook wel gebruikt voor het hele stuk tussen stadswal en Watermolen25). Het huidige pleintje met de naam Schuithaven is nooit helemaal kreek en haven geweest. Het was het havenplateau; de kreek liep iets ten westen hiervan. De watermolen uit de 16e eeuw In de archiefstukken uit de 16e eeuw is een aantal keren opnieuw sprake van een water molen26). 1527 „burgemeester, schepenen en raadsleden van Zierikzee beloven de keizer te betalen jaarlijks 36 gouden carolusguldens voor de vergunning tot het stellen van een watermolen voor koren en graan". In hetzelfde jaar verleent Karei V aan Zierikzee dit octrooi. 1528 5 aug. verzoekt Zierikzee aan de keizer de watermolen te mogen verkopen, op 6 sept, van dat jaar om de molen te mogen verhuren en op 10 dec. om ontlasting van de jaarlijkse rente wegens privilege. 1529 18 sept. wordt besloten de vesten en de Grachtweg te repareren en daartoe het water in de grachten van de watermolen af te laten. 1530 12 april besloten een beer aan de Nobelpoort te leggen om de Grachtweg af te scheiden om het zoute water daarbuiten te houden en reparaties aan de weg en de vesten te doen. 1530 de nieuwe zoute gracht te repareren (in 1527 was van 's landswege onderstand verkregen voor de fortificatie). 1534 28 febr. De regering van Zierikzee, klachten indienende om de jaarlijksche erfpacht op de water molen, in 't jaar 1527 door haar opgetimmerd, groot 36 carolusguldens, schenkt de graaf voor 10 jaar de helft in de sedert zes jaren verschenen erfpacht geheel vrij. 1566 de stadsgracht uit te halen ter beveiliging. 1568 geautoriseert om twee molenstenen, staande in die watermolen, aan die van Ouwerkerk te geven voor de molen aldaar. 1569 wanneer door het gebruik van de verse gracht de eigenaren en boomgaarden binnen de stad tussen de Nobelpoort en de Noordhavenpoort overlast krijgen, dan mogen ze uitwateren op Schouwen. 1570 de watermolen te doen schorten. 1573 de Grachtweg te doen verhogen. 1590 3 nov. geen recognitie te betalen voor de watermolen „staende te eynde (of zuideynde?) de Schuithaven in regn dat de stad daarvan geen grond (genot?) hebben. 1597 een ledige erve, liggende achter de watermolen west de Schuithaven, oost Ver(der?) weg (Verrenieuwstraat?). 1600 gesproken wordt over een „different over de watermolen". Uit deze serie citaten uit de administratie van de stadsregering blijkt overduidelijk, dat Zierikzee in de 16e eeuw een watermolen heeft gehad, die in 1527 werd „opgetimmerd". Van het begin af aan is hiermee trammelant geweest. In 1528 wilde de stad er al weer vanaf. De reden wordt niet genoemd, maar het zou best kunnen dat de spuiboezem te klein was om een goed rendement van de molen te verkrijgen. De keizer ging hier blijkbaar niet op in en evenmin op het verzoek van de stad, vrijstelling van de overeengekomen pacht te geven (1528, 1534). Na de omwenteling probeerde men het nog eens, nu bij de nieuwe macht- 43

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1986 | | pagina 47