Samenvatting Dit artikel gaat over de geschiedenis van een kreek. Op zichzelf is een kreek in het Zeeuwse landschap niets bijzonders. Het bijzondere van deze kreek is echter, dat hij zo dicht bij een belangrijk centrum van de kerkelijke en wereldlijke macht in het „Zeeland beoosten de Schelde" tijdens de Middeleeuwen ontstond. Dit centrum lag zeer gunstig aan de handels route van Holland en Utrecht via de Gouwe en de Oosterschelde naar Walcheren, Vlaanderen en Engeland. Op het aloude „markveld" te Zierikzee tussen 's Gravenhof en de St. Lievens- kerk zal waarschijnlijk reeds in vroege tijden markt zijn gehouden. De zijkreek waaraan Zierikzee vermoedelijk is ontstaan en die in de stad de huidige Oude Haven-Poststraat- Weststraat-Miereweg volgde, slibde echter dicht. Hierdoorwerd de handel belemmerd. Door het ontstaan van de in dit artikel behandelde kreek, waarschijnlijk tijdens de stormvloed van 1014, kreeg de handel in Zierikzee echter, naar wij menen, een nieuwe stimulans. De inwoners van de stad hebben een goed gebruik gemaakt van de mogelijkheden, die deze kreek hun bood. Hij werd natuurlijk in de eerste plaats gebruikt als haven. In de tijd vóór de bedijking ontstonden op kleine hoogten rond de haven handelsnederzettingen. Toen Schouwen tussen 1136 en 1156 werd bedijkt, wisten de poorters van de stad het gedaan te krijgen, dat de kreek niet aan de kust werd afgesloten, doch pas in de stad, bij de huidige straat de St. Anthoniesdam. De Schouwse dijk werd dus naar binnen toe gebogen en liep langs de oevers van onze kreek tot aan deze dam toe. Het handelscentrum bij het 's Gravenhof begon zich geleidelijk meer naar het oosten te verplaatsen, naar de dijken langs de kreek en wel in de omgeving van de huidige straten Meelstraat, Dam, Melkmarkt en Appelmarkt. Tussen het oude centrum bij de kerk en het nieuwe bij het stadhuis ontstonden verbindingswegen, de Post(Poort)straat, de Meel(Middel)straat en de Minderbroederstraat. Nog op een andere manier benutten de poorters van de stad de kreek, nl. om energie op te wekken met behulp van een getijdemolen, in Zeeland algemeen „watermolen" genoemd. Deze werd gebouwd op de St. Anthoniesdam, op de plek die nu nog altijd de straatnaam Watermolen draagt. Achter deze dam werden uitgestrekte landerijen van een kade voorzien, om als molenwater te kunnen dienen. Reeds in 1220 werd deze watermolen in de archieven genoemd. Het is de oudst vermelde getijdemolen van Nederland. Een nevenfunctie van deze molen zal geweest zijn, dat bij eb het uit het molenwater vrijkomende water slib uit de haven meevoerde en zo meewerkte tot het op diepte houden van de haven. Het stuk kreek tussen de Schuithaven en de noordelijke stadswal, ten oosten van de huidige Verrenieuwstraat, was tevens stadswal en dus een schakel in de verdedigingswerken van de stad. Omstreeks 1300 a 1350 kwam er een belangrijke verandering in de functie van de kreek. Zierikzee werd in toenemende mate, vooral door van de graaf ontvangen privileges, markt-en stapelplaats van de agrarische producten uit het platteland van Schouwen. Hiervoor was het van belang dat deze producten per kloetschuit gemakkelijk tot in het centrum van de stad konden binnenvaren. De kreek werd hiervoor geschikt gemaakt. De watermolen en het molenwater werden verwijderd, in de St. Anthoniesdam kwam een vrije doorvaart voor schuiten en de kreek werd versmald tot een smal, recht havenkanaal. De schuiten konden nu dus vrij tot in de Schuithaven varen. Tegelijkertijd werd de stad uitgebreid ten oosten van de kreek. Toen ontstond de nu nog aanwezige stadswal van Nobelpoort tot Noordhavenpoort, aansluitend op de reeds bestaande stadswal aan de noordkant van de stad. De kreek werd hier afgesloten, maar wel voorzien van een doorvaart voor schuiten. Deze toegangsweg tot de stad werd beveiligd door een waterpoort. De kreek verloor nu dus functies van het opwekken van energie, van verdedigingswerk en van zeehaven, en werd voortaan in hoofdzaak gebruikt als aanvoerkanaal en losplaats voor landbouwproducten uit Schouwen. Het zuidelijke deel bleef zeehaven. 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1986 | | pagina 59