Bibliotheek van Middelburg een belangrijke ontdekking. Een bundeltje handschriften met de
alledaagse titel "Loei communes" bleek dat eertijds verloren gewaande dagboek van Beeck
man te zijn. In 1878 had de bibliotheek het handschrift voor een halve gulden aangekocht uit
de nalatenschap van de verzamelaar Abraham Jacob 's Graeuwen, maar de reden voor die
aankoop was toen uitsluitend het feit dat Beeckman een Zeeuwwas 3)- De Waard zag echter
in dat de waarde van het manuscript veel groter was dan die halve gulden deed vermoeden.
De originele opvattingen van Beeckman op tal van terreinen wettigden zijns inziens een
integrale uitgave van het handschrift en met steun van velen zette hij zich daar jarenlang voor
in. Nadat in eerste instantie een geplande editie geen doorgang kon vinden, slaagde De
Waard erin tussen 1939 en 1953 in vier delen vrijwel het gehele manuscript te publiceren, met
in het vierde deel uitvoerige documentatie over Beeckman 4).
Ten behoeve van deze uitgave was De Waard na zijn ontdekking ook een uitgebreid
biografisch onderzoek naar Isaac Beeckman begonnen. Daartoe correspondeerde hij uitge
breid met bibliothecarissen en archivarissen in binnen- en buitenland. Niet alleen in de
voetnoten bij de uitgaven bracht hij deze biografische kennis onder, ook in een uitvoerige
levensschets aan het begin van het eerste deel werd veel nieuw materiaal verwerkt. Recent
onderzoek heeft wel nadere toelichting kunnen geven op onderdelen van de levensloop van
Beeckman, maar de materiaalverzameling die De Waard tot stand heeft gebracht kon slechts
op details aangevuld of verbeterd worden. Elke biografie van Beeckman, hoe beknopt ook,
moet op het werk van De Waard blijven steunen 5).
Isaac Beeckman werd op 10 december 1588 in Middelburg geboren uit ouders die zelf in hun
jeugd uit de Zuidelijke Nederlanden eerst naar Engeland en later naar het vrije noorden
waren vertrokken. Middelburg, toen veel meer dan nu een knooppunt van handel en cultuur,
was een natuurlijke vestigingsplaats voor Zuidnederlandse emigranten en als kaarsenmaker
kon Beeckman sr. er een goede boterham verdienen. Zozeer zelfs dat zijn zoons, Isaac
voorop, na het bezoeken van de Latijnse scholen in Arnemuiden en Veere naar Leiden
konden gaan om daar te studeren. Isaac studeerde theologie, maar ondanks het feit dat hij
nog als proponent heeft gepreekt werd hij nooit ergens predikant. De oorzaak daarvan was
dat zijn vader zich door zijn onverzoenlijke houding zo onmogelijk gemaakt had in de
Zeeuwse gereformeerde kerk dat zijn zoons nergens als predikant gewenst werden.
Eerst ging Isaac daarom bij zijn vader in de leer (voor zover nog nodig) en in 1611 vestigde hij
zich als zelfstandig kaarsenmaker in Zierikzee. Vijf jaar later deed hij zijn zaak aan de kant om
alsnog medicijnen te kunnen studeren, wat in 1618 in Caen resulteerde in de doctorsgraad.
Na een jaar van alles en nog wat te hebben gedaan, werd Beeckman in 1619 conrector van de
Latijnse school in Utrecht. Een jaar later werd hij (aanvankelijk onbezoldigd) docent aan de
Latijnse school in Rotterdam, waar hij in 1624 weer conrector werd. Drie jaar later, in 1627
werd hij belast met de leiding van de Latijnse school in het deftige Dordrecht. In die stad
overleed hij in 1637.
Tussen 1610 en 1634 hield Beeckman zijn dagboek bij, dat hoofdzakelijk met opmerkingen
van wetenschappelijke aard is gevuld. Naast enkele persoonlijke notities treffen we vooral
aantekeningen aan over mechanica, astronomie, medicijnen, anatomie, muziekleer, techniek
en natuurfilosofie in het algemeen. De uitgave die De Waard verzorgde was weliswaar niet
helemaal integraal, en af en toe ook minder correct, maar over het algemeen genomen is het
een editie die zo zou kunnen worden herdrukt. Aan een algemene studie over Beeckman en
zijn natuurwetenschappelijke inzichten is De Waard evenwel niet toegekomen; zijn kracht
lag meer in het uitgeven van bronnen dan in het schrijven van monografieën over algemene
thema's. Voor een belangrijk deel is de eerste interpretatie van Beeckmansjournael (zoals het
dagboek doorgaans genoemd wordt) overgelaten aan anderen, zoals de bekende E. J.
Dijksterhuis en de Franse filosoof-wetenschapshistoricus A. Koyré. Een eerste integrale
interpretatie van Beeckmans werk verscheen enkele jaren geleden van mijn hand 6).
60