De geschiedenis van de Roode Lelije te Brouwershaven
De oudste vermelding van De Roode Lelije wordt in een Rechtregister van Brouwershaven (1)
aangetroffen. Op 19 mei 1557 wordt een zekere MertenJanssegenoemd als prinsse van de
Roede Lelije (2). Dat de Kamer nu voor het eerst in de geschiedenis opduikt, is wellicht niet zo
toevallig als het wel lijkt. De veronderstelling kan namelijk geopperd worden dat de
economische voorspoed van Brouwershaven een factor geweest is die bijgedragen kan
hebben aan de oprichting van de rederijkerskamer. De economische bloei wordt treffend
geïllustreerd door het feit dat de imposante kerk van Brouwershaven in deze jaren voltooid
wordt (3)- Kennelijk bespoedigde de welvaart de komst van de rederijkers naar Brouwers
haven.
Twee jaar later zijn de eerste twee - ons bekende - toneelstukken geschreven. Het zijn Een
esbatementvanjan Goemoete (F. Ir - F.9v; Meijling, p. 1 - 24) en Een esbatement van tcaljvan
WondereF.lOr - F.19v; Meijling, p. 25 - 54). Deze toneelstukken worden afgesloten met de
opmerking
Gheageert van de Camere van den Roode Lelije anno XVcLLX den
en (F.9v; Meijling, p. 24)
en
Gheageert vande Roode Lelijen binnen Brouwershaven den...
annoXVcLIX{F.19r; Meijling, p. 54)
Het bijzondere van deze opmerkingen is dat er geen precieze datum genoemd wordt, maar
dat toch de indaik gewekt wordt dat het hier om betrouwbare feiten gaat. Waarschijnlijk kan
het ontbreken van de dag- en maandaanduiding in verband gebracht worden met de functie
van het handschrift die in de inleiding genoemd is.
Aan het einde van Een esbatement van Bijstier (4) staan twee opmerkingen die voor dit
onderzoek veelbelovend lijken. De eerste luidt:
Gheageerd vanden camere vande roodelije den IX Februarij anno
XVcLXII sdaeghs nae de coningxjeeste van Floris Adriaense
(F.54r; Meijling, P. 171)
Uit deze opmerking leidt P. J. Meertens aan de hand van de datum (9 februari) af dat Sint
Apollonia de beschermheilige van de Kamer was (5). Voorts kan op grond van deze
opmerking aangenomen worden dat er formele banden bestonden tussen de rederijkerij en
de schutterij (6).
Volgens G. J. Steenbergen werd men koning door behendigheid met het zwaard (7). Het is
echter ook denkbaar dat de koning de winnaar was van de jaarlijkse schietwedstrijd (8). Het
feest dat naar aanleiding van deze gebeurtenis gevierd werd, zal het koningsfeest geweest
zijn. De rederijkers organiseerden met de schutters gemeenschappelijke activiteiten. Er blijkt
dus een band te bestaan tussen de plaatselijke rederijkers en de plaatselijke schutters. Deze
band, die voor rederijkers niet ongewoon was, vinden we in de geschiedenisbronnen van
Brouwershaven bevestigd.
De tweede opmerking onder het esbatement is moeilijker te begrijpen. Volgens P. J. Meertens
heeft „ds. Fabius van Brouwershaven een verklaring geschreven dat dit spel niets tegen het
orthodoxe geloof en de christelijke levenswandel bevat" (9). Het is niet duidelijk wie deze
opmerking onder het toneelstuk geschreven heeft en waarom en wanneer dat gedaan is.
Hoewel het in het handschrift niet vermeld wordt, is het denkbaar dat de Latijnse opmerking
betrekking heeft op een opvoering van het toneelstuk of op een visitatie van overheidswege.
Wat hier gebeurd is, kan niet meer achterhaald worden. Het lijkt erop dat de (wereldlijke of
religieuze) overheid wil weten waar de rederijkers zich mee bezig houden (10).
Het tijdvak 1565 -1575 is wellicht het woeligste in de geschiedenis van Brouwershaven: het
protestantisme doet zijn intrede op Schouwen (1566), de stad wordt verkocht aan Philips 11
78