puur toeval is, of dat er misschien méér aan de hand is. Bij de bespreking van de opvoering van het esbatement komt deze kwestie opnieuw aan de orde. In 1567 worden de rederijkers genoemd in de rechtsbronnen van Brouwershaven. In dat jaar werd een verordening vastgesteld op het verhuren van de accijnzen (13). Dit document noemt de schutters en de rederijkers in één adem. Het kent de „Rethorosijnen zoe wanneer sy coninxs feest houden een Vi ame Rynssche wijns" toe (p. 42). Deze opmerking kan als een aanwijzing worden opgevat dat De Roode Lelije in 1567 en 1568 het koningsfeest gevierd heeft. In oktober 1569 worden de inwoners van Brouwershaven vermaand tot het handhaven van de katholieke geloofsuitingen (14). Zij worden verplicht openlijke afwijzingen van het katholieke geloof bij de overheid aan te geven (p.65). Hetzelfde document verbiedt ook het dobbelspel en het drinken in de kroeg tijdens de zondagse mis (p. 66). Datzelfde jaar wordt een wederdoper na een langdurige gevangen schap te Brouwershaven in deze stad terechtgesteld (15). Op 8 augustus 1572 gaat de stad over naar Willem van Oranje. Dit geschiedde op aandrang van Veere en Vlissingen 16). De inwoners van Brouwershaven bedingen de volledige vrijheid voor hun katholieke stadgenoten hun godsdienst ongestoord te kunnen belijden. Bij de bevestiging van de overgangsvoorwaarden op 29 augustus 1572 voegt Willem van Oranje daar dezelfde rechten voor de protestantse inwoners van de stad aan toe (17). In 1575 kwamen de Spanjaarden naar Schouwen-Duiveland met de tactische bedoeling Zeeland van Holland te scheiden, waarvan zij voordeel hoopten te ondervinden. In Brouwershaven lag een garnizoen van de Prins, dat slechts driehonderd koppen telde en slecht bewapend zal zijn geweest. Het vluchtte naar Zierikzee toen de Spanjaarden op het eiland landden en het stakvóór zijn vlucht Brouwershaven in brand. Dit heeft tot resultaat dat er ruim 350 huizen in as gelegd worden. Gebrek aan soldij en levensmiddelen brengt de Spanjaarden er toe het eiland weer te verlaten. Dit heeft tot gevolg dat de reformatie op het eiland door kan zetten en weldra is Geerardus Pauli de eerste vaste predikant van Brouwershaven (18). Deze Geerardus Pauli moet een kleurrijke figuur geweest zijn. Twee maal zijn er pogingen ondernomen hem uit zijn ambt te ontzetten (19). De eerste poging - in 1579 - mislukte, maar de tweede had meer succes. Op 9 december 1585 wordt hij „provisioneel geschorst" wegens openbare dronkenschap, onkuisheid en twistziekte. In dat jaar was hij allang geen predikant van Brouwershaven meer: hij is daar in 1581 ontslagen (20). Op 3 juni 1582 hebben de burgemeesters van Brouwershaven het de rederijkers laten verbieden een spel van sinne op te voeren (21). Het is jammer dat het Resolutieregister niet vermeldt om welk toneelstuk het gaat (F.25v). De Koning van de Kamer was op dat moment vermoedelijk mr. Damiamus Floris; de Prins van de Kamer was vermoedelijk/^;?Janssen van Maseyck. Deze man wordt eind 1593 genoemd als één van de burgemeesters van Brouwershaven (F.94v). De opvoering werd verboden omdat de rederijkers verzuimd hadden hun toneelstuk te laten visiteren door de predikant. Deze predikant was Arnoldus Herberts die ds. Pauli in 1581 opvolgde. In de jaren '80 van de zestiende eeuw probeert de Zeeuwse overheid de rederijkerij aan banden te leggen. Op de agenda voor de vergadering van de Staten van Zeeland (22) van dinsdag 25 januari 1582 wordt voorgesteld: „om te verbieden de spelen binnen geheel dese provincie, die bij de rethorijckcamers oft andere souden worden gedaen met ontstichtinge in vele saecken, tenware die alvooren waren gevisiteert endegeapprobeert bij degene die uwE. daertoe zidlen willen committeren (p.5). 80

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1986 | | pagina 84