Men wil mij villen, stooten enstacben /Ken can den caecke nietpaijen met mijnder spracben (vs. 4 - 5). Hier geeft den Crijschman aan dat hij kans loopt strafrechtelijk vervolgd te worden. De aard van de straf zegt iets over de ernst van het gepleegde misdrijf. Deze regels kunnen ook opgevat worden als een aanwijzing dat hij niet voor het plegen van een misdrijf terugschrikt. Het publiek wordt hier voor de tweede maal gewaarschuwd, Er is niemand die hem nu macb doen eenige onderstanden (vs. 8.). Er is niemand van wie hij enige hulp kan verwachten. Deze mededeling is een nieuwe aanwijzing voor zijn maatschappelijke positie. Naar mijn mening geeft hij hier te kennen dat hij buiten de maatschappelijke orde staat. Het publiek wordt voor de derde maal gewaarschuwd. Wacb leider, nu moet ic swijgben in mijnen poot (vs. 16). Hier zegt den Crijschman dat hij mank is. Deze mankheid is te beschouwen als een beroepsongeluk. Deze mankheid kan twee functies hebben: het is een theatraal middel om het publiek aan het lachen te krijgen, maar het kan ook opgevat worden als een verwijzing naar de positie en bedoelingen van den Crijschman. Immers, in een tijdperk waarin sociale voorzieningen nauwelijks ontwikkeld zijn, ligt het voor de hand te veronderstellen dat mensen met een ernstig lichamelijk gebrek zich niet of met moeite in het levensonderhoud kunnen voorzien omdat ze geen arbeid kunnen verrichten. Het is dus mogelijk dat deze mensen andere manieren zoeken om in hun levensonderhoud te voorzien (39). Ic zije dat mijn deel is den quaetsten mootmet vuijsten upt boot om een stick broot (vs. 17 -18). Hier vertelt den Crijschman dat het hem niet gelukt is zijn eten bij elkaar te bedelen. In het licht van deze tegenslag lijkt de gedachte aannemelijk dat deze mededeling het publiek op iets „ergers" moet voorbereiden. Het publiek wordt dus opnieuw gewaarschuwd. Op deze manier gelezen levert de proloog gegevens op over de boodschap van het esbatement. Achter deze boodschap worden de toeschouwers zichtbaar die een opvoering van het esbatement bijgewoond hebben. In de proloog stelt de hoofdrolspeler zichzelf voor als een buitenmaatschappelijke leegloper aan wie het bedelen om eten mislukt is. Enkel om deze reden alleen al kunnen we iets ergers verwachten. Dit moet niet ontgaan zijn aan hen die een opvoering van het esbatement op de jaarlijkse paardenmarkt te Brouwershaven bijwoonden. De diefstal van het paard is in dat opzicht een bevestiging van de gewekte verwachting. In de proloog waarschuwt den Crijschman de bezitters van kostbare goederen tegen zijn persoon. Het eigenlijke toneelstuk laat zien wat er kan gebeuren als deze waarschuwing in de wind geslagen wordt. 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1986 | | pagina 91