De bevangen van de Vierbannen van Duiveiand door M. K. Romeijn Inleiding Met de overstromingsramp van 1953 en de daarop volgende ruilverkaveling verdwenen grotendeels de kenmerken van het schorrenlandschap, zoals dit werd aangetroffen ten tijde van de bedijking van het oude Duiveiand. Oude kreken, restgeulen (vaak in gekanaliseerde vorm eeuwenlang gebruikt voor de afwatering), kreekbeddingen en kreekruggen, waarover en waarop vervoer en bewoning mogelijk was, kenmerkten het polderlandschap van de Vierbannen van Duiveiand. Vanuit deze natuurlijke gegevens bouwden de bewoners voort en ontstond het grillige patroon van cultivering en percelering. Bredere kreken, aanvankelijk gebruikt om dieper het schorrengebied binnen te dringen, vormden ook na inpoldering barrières tussen de diverse delen van de Vierbannen. Vanuit hogere en drogere stukken werd het schorrengebied stap voor stap in cultuur gebracht. Lage en drassige gebieden vormden aanvankelijk de begrenzing van het kolonisa tieproces. Vanuit deze natuurlijke begrenzingen zullen ook de ambachts- en banscheidingen zijn ontstaan. In dit artikel zal hel aldus gegroeide cultuurlandschap onderzocht worden. Het patroon van de wegen en de bevangen zoals dat vóór 1953 aanwezig was, vertelt ons de geschiedenis van Duiveiand. In 1909 publiceerde Mr. A. J. F. Fokker de bevangenkaart van Schouwen. Thans volgt de kaart van de bevangen van de Vierbannen van Duiveiand met een toelichting. De polder Vierbannen van Duiveiand

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1986 | | pagina 9