grabbelton, tafels met snuisterijen en de kop van jut. De laatste was van de latere tabaks- en sigarenhandelaar Daan van Poppelen. De overnachtte, evenals zijn collega, de koopman in uurwerken en snuisterijen, Toon Mourer, in de schuur van de boerderij „Goemanszorg" aan het Moolpad. Mourer had later een juwelierszaak aan het Havenplein te Zierikzee. Woon- of salonwagens waren er nog niet. De kermisexploitanten overnachtten in hun kramen of tenten. Alleen de familie Robbe beschikte over een verplaatsbare barak. De stoomcarroussel is ook enkele jaren op Dreischor geweest. Dit spul van Janvier stond op het weiland „Het Zwaenevlot" naast de smederij van Lukas Keyl aan het Moolpad. De „Stoom", zo werd de stoomcarroussel in de volksmond genoemd, kwam met een tweemaster aak aan in de haven Beldert. Ze werd door de karreman van de haven naar het dorp vervoerd en op genoemd weiland opgebouwd. Vermoedelijk was Dreischor voor Janvier te klein, na enkele jaren is de „Stoom" weggebleven. Het bin nengebeuren Een groot aandeel in het kermisgebeuren hadden de beide herbergen aan de Ring. Tijdens de kermis werd gedurende de gehele dag dansmuziek gespeeld voor de jongelui. Ook de ouderen waagden wel eens een dansje, vooral als de Duitse polka of de veleta werd gespeeld. Elk deuntje werd tweemaal achter elkaar gespeeld. In de pauze tussen de eerste en de tweede maal was het „halfuit in de broekzak". De jongens moesten dan drie cent betalen, de meisjes hadden in de regel vrij dansen. Het gezegde, „Waar broeken zijn, betalen geen rokken", was hier dus zeker van toepassing. De voornaamste muziekinstrumenten waren de trekharmonica en de trommel. In de herberg „De Drie Schapen" zorgde de dikke Roels in z'n eentje jarenlang voor de dansmuziek. Zijn eveneens struise vrouw haalde de centen op. De jongelui stonden in de herberg rond de dansvloer of an den taog. De ouderen zaten aan lange tafels achter in de herberg of in de bovenzaal. De mannen dronken z.g. kermisbier (tapbier) of een borreltje, de vrouwen brandewijn met suiker of een advokaatje. Grotere gezelschappen bestelden ook wel een fles wijn. De jongeren dronken bier, een kogelflesje met citroenlimonade of champagnepils. Wat later op de avond verschenen de bakkersknecht Kees Pols en de dorpsfiguur „Den ouwen Roggeband" beiden met een hengselmand, afgedekt met een theedoek en vol met versgebakken palingbrood. In de regel was hun handel snel uitverkocht, want dansen en drinken maakt hongerig. De zaterdagavond Op zaterdagavond, de mart was dan nog niet officieel geopend, kwamen veel jongeren uit andere dorpen naar Dreischor. Dit gaf hoogst zelden moeilijkheden. Werd een van de bezoekers lastig dan werd hij met vereende krachten in de kerkgracht gedeponeerd om af te koelen. Het slachtoffer droop daarna letterlijk en figuurlijk af. De jongens van Dreischor vonden het niet vervelend wanneer een buitenjongen verkering had met een meisje uit het dorp. Als echter een jongen uit een andere plaats een meisje van een Reisenaer probeerde te versieren dan was de kans groot dat ook hij in de kerkgracht terecht kwam. Voor de politie, in die tijd de gemeenteveldwachter en de rijksveldwachter, alias de Oranjekater, was de kermis een makkelijke tijd. Zelden moesten zij de orde herstellen. Zij vierden kermis met de kermisgangers en moesten veeleer op zichzelf letten dan op eventuele lastige figuren. De aangeboden drankjes overtroffen vaak hun dorst. 105

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1987 | | pagina 107