Vooral door de jeugd werd met verlangen uitgezien naar de kermis. Eind augustus gingen de kinderen in optocht door de straten, begeleid door ketelmuziek zongen zij: Tiengeliengelieng tiengeliengelieng mèrrege lnuje ze de kèrremis in 't Is wè waer, 't is wè waer, datte kèrremis komt van 't jaer. fn.ut dt kirAtndj i Ust wtUAy 'h UK. broJA,ktAAtrnii kond VQMt De ouderen maakten de kinderen wijs dat de kermis niet doorging. In reidans gingen de kinderen de straat op en zongen hun lied van verlangen. Op donderdagmorgen, om tien uur, brak de spanning. Dan begon de grote klok van het stadhuis te beieren als signaal dat met de opbouw van de kermis begonnen mocht worden. De kinderen in de klas keken elkaar aan: „Zie je wè, t'is toch kèrremis van 't jaer". Voor ons, kinderen van de Christelijke school in 't Vrije, was de kermis taboe. We mochten dan ook niet over het Havenplein naar school, maar moesten via de Hoge Molenstraat. Hoogtepunten in het kermisgebeuren waren de zaterdag, de dinsdag voor de Zierikzeese burgerij en tot slot de boerenkermis. Op die laatste dag kwam iedereen, die iets met de landbouw te maken had, naar de stad om er één van de weinige vrije dagen door te brengen. De jongeren aten poffertjes in de cabines, de burgers lieten hun wafels thuis bezorgen. De kermis werd afgesloten met de grote jaarmarkt. Die werd bezocht door Joodse handelaren, die er hun eigen stempel op drukten. Zierikzee kende gerenommeerde textielzaken, zoals die van Wiebols (Havenpark), Kohschulte (Mol), Thien (Appelmarkt) en Risch (Appelmarkt). Deze winkels hadden trouwens een meer dan regionale betekenis. Ook landelijk hadden zij een klantenbe stand. Evenals de textielhandelaren gingen ook de kruideniers „de boer op". De kruideniers trokken met paard en wagen - later per auto - er op uit om de boeren in het hele eiland op te gaan zoeken. Op donderdagen kwamen de landbouwers met hun gerijtje naar de stad en ruilden daar boter en eieren voor hun wekelijkse boodschappen. De slagers bezorgden per fiets of motor hun vlees, voor zover niet van de eigen slacht gegeten werd. Het slachten voor eigen gebruik gebeurde in de slachtmaand. De keu (het varken) werd op vakkundige wijze gevild en familie en vrienden kregen een „hutspotje". De dominees kregen wat extra's van de slacht en van de aardappelen als een welkome aanvulling op hun traktement. Eind oktober kwam Van der Salm op vrijdag en zaterdag met duinkonijntjes, die per koppel werden verkocht. Hoe dichter de Kerst naderde, hoe duurder ze werden. Wie verse vis wilde eten, was aangewezen op De Nooijer uit Brouwershaven. Hij bracht op donderdag verse zeevis van Brouwse vissers naar Zierikzee mee. Als er overvloedig garnalen gevangen waren, klonk de roep van „gornet" door de straten. Voor verse paling was men aangewezen op beroepsvissers, die met fuik en kruisnet in de vaarten en inlagen visten. De stadsomroeper deed den volke kond van het feit dat gerookte paling werd „gemijnd" op de Vismarkt. Verse kabeljauw werd op donderdag verkocht in de vishal van Hogerheide aan de Appelmarkt. De viswinkels, die er waren, verkochten alleen verduurzaamde vis, zoals bokking, Harderwijker, IJbokking, zoute vis, stokvis, mosselen en garnalen in gelei en in 't zuur. 115

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1987 | | pagina 117