bestellingen bij de klanten of haalden goederen af aan de haven of bij de bodes. De aangevoerde goederen werden meestal „franco wal" of „franco huis" geleverd. Werden ze „franco huis" geleverd en afgehaald door het personeel, dan werd het verschil door de vervoerder aan de bediendes uitbetaald, zodat zij een welkome aanvulling op hun karig loon konden verdienen. Tot het werk van de loopjongens behoorde ook het voorafwegen van de losse waren, zoals suiker, zout, soda en losse groene zeep. Het dichtvouwen van de verpakking was een precies werkje. Het moest zo gebeuren, dat een zak suiker schuddend op z'n kop gehouden kon worden en niet mocht opengaan. De loopjongen moest ook de stroopbus in de winkel bijvullen. In de zomer was de stroop goed vloeibaar, zodat het werk vlot ging. Maar i n de winter duurde het een hele tijd en in het schemerduister van het magazijn, met een petroleumlampje, ging het minder vlot. Als de bediende of de winkelier vergeten was dat de stroopbus onder het vat stond, dan stapte men 's morgens in de stroop. Het opruimen van de dikke massa was geen leuk werk, nog afgezien van de schade. ;ANNoV De Kruidenierswinkel van W. Joppe in de Poststraat (ca. 1915). Het dienstmeisje is Neeltje van Beveren, de jongen met de smalle handkar Jac. Verseput. Op de kar staat o.a. een houten kist met gemberkoek uit Oosterhout (foto in bezit D. Joppe). 119

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1987 | | pagina 121