Schip in noodi De Schouwse stations van de Koninklijke Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen door F. Cossee-de Wijs Eeuwenlang was het lot van in nood verkerende zeelieden ongewis. Als er al hulp van kustbewoners kwam opdagen, gold deze dikwijls meer de lading van het schip dan de opvarenden. Hoewel al door Karei V werd geprobeerd het strandvonden te regelen, waarbij verdronkenen tenminste een behoorlijke begrafenis moesten krijgen, en een ordonnantie van 1769 door de Staten van Holland en West-Friesland onder meer hulp aan drenkelingen gebood, heeft het tot 1824 geduurd eer er organisatie in de hulpverlening tot stand kwam. Naar aanleiding van het omslaan van een boot met redders én geredden van een bij Huisduinen gestrand fregat werd op 11 november van dat jaar in Amsterdam de Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingmaatschappij opgericht. Particulieren werden benaderd dit initiatief te steunen, waaronder de Rotterdamse handelaar in scheepsmaterialen Willem van Houten. Deze hield zich - beïnvloed door het vooruitgangsgeloof van de Verlichting en daardoor gedrongen tot het zoeken naar verbetering en vernieuwing - bezig met uitvindingen op het gebied van natuur en werktuigkunde, toegespitst op handel en scheepvaart. Kort tevoren had hij een ontwerp van een zelflozende en praktisch onzinkbare reddingboot aangeboden aan koning Willem I, een vinding die later algemeen aanvaard en toegepast zou worden. Hoewel Van Houten zich aangesproken voelde, meende hij er beter aan te doen een Rotterdamse pendant op te richten met als doelstelling: het kosteloos redden van schipbreukelingen aan de kusten van Zuid-Holland en Zeeland, het aanmoedi- Model van een onzinkbare reddingboot. In mei 1824 werd dit model aangeboden door Willem van Houten jr. aan koning Willem I. Collectie Mr. J. C. van Munster van Heuven. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1987 | | pagina 15