geschikt personeel. Daarom moeten zeelieden uit Brouwershaven komen en die gebruiken liever een eigen vaartuig. In Burghsluis ligt ook een boot, zij het een minder geschikte: deze staat bij slecht weer onderwater, waarmee het ongemakkelijk roeien is. In 1866 worden deze boten verwisseld. Twee jaar later wordt het station Renesse als zijnde van geen nut opgeheven. De door MacDonald te Hamburg gebouwde „Francis Patent"-boot wordt te Burghsluis geheel ongeschikt bevonden. In Vlissingen laat men een boot met koperen luchtkisten bouwen, zoals er ook een voor het loodswezen aldaar in gebruik is. Schipper is in 1879 kapitein Paret. In 1875 wordt in Brouwershaven een zeilschip van nieuwe constructie, dat wil zeggen zelfrichtend en waterlozend, in gebruik genomen. Dat is de „Koning Willem 111", voor 4.000 gulden aangekocht. Deze komt onder het beheer van J. de Kater Jzn te Brouwershaven, evenals zijn vader agent van de Nederlandsche Handel Maatschappij. Het jaar tevoren was de kotter te Zierikzee voor 20.000 gulden vervangen door een nieuw ijzeren vaartuig, de „Willem van Houten II", terwijl ook de schokker voor 12.000 gulden vervangen is door een nieuwe. De reddingschokker van kapitein G. van Duin, 1876. De schokker voert de vlag van de ZH.M.R.S. Links van de letter R in drie banen rood, wit en blauw. (Collectie Streekarchivariaat Schouwen Duiveland en Sint Philipsland. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1987 | | pagina 23