Brouwershaven het eerste en belangrijkste station van deze Maatschappij op Schouwen werd. In Scharendijke is, ofschoon als zodanig in de gedrukte annalen vermeld, nimmer een station gevestigd geweest. In Renesse heeft weliswaar gedurende zeventien jaar een boot gelegen, die echter nooit is gebruikt. De bemanning moest van Brouwershaven komen en ook stond dit station onder de bevelen van de Brouwershavense agent, waarmee Renesse eigenlijk een (niet-functionerend) filiaal van Brouwershaven was. De verhouding tussen Zierikzee en Brouwershaven werd, als op zovele terreinen, gekenmerkt door rivaliteit. Telkenmale werd door Zierikzeese agenten getracht de zeggenschap over de reddingboten in handen te krijgen. Met name in de periode, dat de Maatschappij zich ook bemoeide met lucratieve bezigheden als beloodsing en berging van materieel, is dit gelukt. Door de aanleg van een nieuwe haven aldaar werd Burghsluis in 1862 station, aanvankelijk als filiaal van Zierikzee. Het jaar 1885 was cruciaal in het Schouwse reddingwezen: Burghsluis werd een zelfstandig station, Zierikzee hield op als zodanig te bestaan. Door de nu goed functionerende Nieuwe Waterweg verloor Brouwershaven haar bovenregionale belang. In de periode 1885-1945 werd Burghsluis, gelegen dichtbij de beruchte strandingsplaats Banjaard, het voornaamste en tenslotte enige station der Z.H.M.R.S. op Schouwen. Schippers van de opeenvolgende reddingboten zijn allen Van der Kloosters. Na een stationloos tijdperk werd door de Deltawerken Burghsluis in 1961 weer een station, waar door de spectaculaire opkomst van de pleziervaart geheel nieuwe ontwikkelingen zich vooral hier hebben voorgedaan: de nieuwste typen reddingboot zijn te Burghsluis (waaronder vooralsnog Noordland ressorteert) gestationeerd, alsmede de samenwerking met Rijkswaterstaat in de beveiliging van de stormvloedkering. Bronnen en literatuur Gemeentelijke archiefdienst Rotterdam: Archief der Koninklijke Zuidhollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen inventarisnummers 1-4 (notulen van vergaderingen van Directeuren, 1824-1868); inventarisnummers 59-60 (jaarverslagen t/m 1949); inventarisnummers 89, 90,93,142,143, 188, 204, 222. Jan Leis, Gedenkschrift der Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen 1824-1899. Rotterdam z.j. (inv. nr. 213); Jan Leis, Kroniek 1824-1914, Rotterdam 1915 (inv. nr. 215); Jan Leis, Gedenkschrift 1824-1824, Rotterdam, z.j. (inv. nr. 216); E. Werkman, Redden, Amsterdam, 1974 (inv. nr. 224); J. van Leeuwen, Redders van de Zuid, Bussum, 1977 (inv. nr. 226). Jaarverslagen der K.Z.H.M.R.S. t/m 1985. Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland en Sint Philipsland, Zierikzee: Documentatie Reddingswezen (kranteknipsels e.d.). J. P. van den Broecke, Burghsluis en het geslacht Van der Klooster in: Kroniek van het Land van de Zeemeermin, 1978. J. C. van Munster van Heuven, Willem van Houten en de Koninklijke Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen in: Rotterdams Jaarboekje 1983. C. Wiskerke, De scheepvaartwegen van Rotterdam naar zee, Rotterdam, 1948. 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1987 | | pagina 34