De katoenweverij van Salomonson in Zierikzee (1838-1856) door drs. E. J. M. van der Geest Na de Franse overheersing werden de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden één koninkrijk. De Verenigde Nederlanden waren economisch zeer verarmd gedurende de Franse tijd. Het begin van de negentiende eeuw wordt vaak gekarakteriseerd als een periode van „stilstand". De economie stagneerde, er werden geen vernieuwingen of veranderingen geïnitieerd. De ondernemers bleven vasthouden aan oude gewoonten en tradities en daarnaast heerste er grote armoede en werkloosheid. De passieve houding wordt in de negentiende eeuwse literatuur en geschiedschrijving vaak een „jansaliegeest" genoemd1). Een nuancering van dit negatieve beeld is echter op zijn plaats. Om uit de impasse te raken werden door de regering, doch vooral ook door Koning Willem I, veranderingen gestimuleerd. Zij richtte bijvoorbeeld de Nederlandsche Bank (1814) op, stichtte de Nederlandsche Handel Maatschappij 1824), verbeterde het weg- en waterverkeer en gaf steun aan economisch zwakke nijverheidssectoren door middel van subsidies en lage invoerrechten. Zij bevorderde het onderwijs en richtte bedelaarskoloniën op om het pauperisme tegen te gaan. De ontwikkelingen verliepen traag. De tegenstellingen tussen Noord en Zuid waren te groot. Zowel op economisch, politiek als godsdienstig gebied lagen de belangen ver uiteen. Dit mondde uit in de Belgische opstand in 1830 en de daarop volgende afscheiding van de Zuidelijke Nederlanden. Na de Afscheiding kwam de ontwikkeling van het Noorden op gang. Van groot belang waren de Oostindische koloniën, die in 1814 aan Nederland waren teruggegeven. Het Cultuurstel sel leverde grote winsten op voor het moederland. De handel van en naar Java nam een hoge vlucht. De katoennijverheid profiteerde daarvan. Na 1830 richtten de Nederlandse ondernemers zich op de Oostindische katoenmarkt. Daar was de vraag naar katoenen stoffen uit Europa groot. Het aantal katoenweverijen nam toe. Ook in Zierikzee verscheen een weverij in 1838. In het Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland en St. Philipsland bevindt zich het archief van de Commissie van Toezicht voor de katoenweverij in Zierikzee. Deze commissie heeft vele aantekeningen nagelaten, waardoor de weverij en haar ontwikkeling nauwkeurig bestu deerd kunnen worden. Het bedrijf was tot 1856 het eigendom van de firma Salomonson uit Almelo, daarna nam de Zeeuwse Weverij Combinatie het beheer over. In 1868 werd de weverij gesloten. In dit artikel staat de periode 1838 tot 1856 centraal. Er zijn twee redenen voor, ten eerste zijn de archiefgegevens na 1856 schaars en ten tweede veranderde in dat jaar het eigendom en het beheer van de weverij. Uiteindelijk kan toch een afgebakende periode worden bestudeerd. Dit artikel beoogt een beeld te geven van het hoe en waarom van de Zierikzeese katoenweverij. Allereerst wordt de ontwikkeling van de katoennijverheid in Nederland in de negentiende eeuw geschetst en wordt de plaats van de Twentse firma Salomonson daarin aangegeven. Vervolgens wordt de Zierikzeese weverij belicht, waarbij de sociale en economische gevolgen voor de stad de aandacht krijgen. De bestudering van de weverij draagt niet alleen bij aan de historische kennis van het negentiende eeuwse Zierikzee, maar geeft ook informatie over de katoennijverheid in het algemeen in het begin van de negentiende eeuw. Juist omdat deze jaren meestal gekenschetst worden als „statische" jaren is het zinvol vernieuwingen en veranderingen te onderzoeken2). 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1987 | | pagina 35