de Veluwe en in Zeeland. Na 1834 nam de export gestaag toe, zoals in grafiek I is weergegeven .6) aantal miljoenen Grafiek I. De waarde van de uit Nederland naar Indië uitgevoerde katoenen goederen perjaar uitgedrukt in miljoenen guldens, 1830-1860. Uiteindelijk groeide de particuliere handel in katoentjes. Het werd de textielfirma's duidelijk dat het vervaardigen van calicots winsten opleverde. In de eerste jaren waren zij aangewezen op de afname door de N.H.M. De Maatschappij nam elk kwartaal bestellingen op, keurde de goederen, stelde een gemiddelde prijs vast en besloot daarna van welke fabrikant hoeveel goederen gekocht werden .7) Afwijkingen aan de calicots werden als „minder" gekwalifi ceerd en dus ook minder betaald. Alleen de zogenaamde „eerste klasse" stukken werden naar Java geëxporteerd. Het tweede soort moesten de firma's zelf op de binnenlandse markt verkopen .8) De firma Salomonson uit Almelo Eén van die Twentse firma's was die van de Gebroeders Salomonson (de eigenaar van de Zierikzeese katoenweverij). In het begin van de negentiende eeuw bezaten Godfried en 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1987 | | pagina 37