De katoenweverijen en de armenzorg in Zeeland
Eén van de belangrijkste redenen voor de vestiging van katoenweverijen in Zeeland was de
grote armoede die in de provincie heerste. De economische achteruitgang in de
meekrapcultuur, de koopvaart en de visserij waren daarvan de oorzaak. Er was een hoge
werkloosheid in de gehele provincie. De bekende negentiende eeuwse arts S. Coronel (sr.),
geneesheer in Middelburg van 1853 tot 1867, bestudeerde de toestand van arbeiders en
bedeelden. Hij constateerde dat de toestand van de Zeeuwse arbeiders ten opzichte van die
in het noorden zeer ongunstig was.15) Ook de gouverneur van Zeeland, Mr. E. van
Vredenburch, deed herhaaldelijk verslag van de armoede aan de minister van Binnenlandse
Zaken .16)
Mr. E. van Vredenburch. Collectie Rijksarchief in Zeeland, Middelburg.
Het is moeilijk aan te geven wat het begrip armoede precies betekent. In het algemeen wordt
met armoede bedoeld de onmogelijkheid van mensen in de primaire levensbehoeften te
voorzien. In de eerste helft van de negentiende eeuw werd van overheidswege niet direct
iets tegen armoede ondernomen. De kerkelijke instanties bemoeiden zich met die
problematiek. Zij bedeelden de arme bevolking met bijvoorbeeld voedsel en kleding en
zorgden voor onderwijs en catechisatie. Het geld dat zij daarvoor beschikbaar hadden
varieerde elk jaar, zodat niet altijd aan de behoeften van de armen kon worden voldaan. In
een economisch gunstige tijd gaven zij meer uit en konden meer mensen bedelen dan in een
periode van economisch verval, terwijl de steun juist dan hard nodig was.
De bedeelden waren vooral gebrekkigen, langdurig zieken, bejaarden, wezen, weduwen,
werklozen en losse of ongeschoolde arbeiders met jonge kinderen. De bedeling kon
permanent of tijdelijk verstrekt worden. Vooral in de zomer waren veel arbeidskrachten in de
39