mensen een middel van bestaan op.28) Het stadsbestuur stelde alles in het werk nieuwe werkgelegenheid in de stad te creeëren. Maar voor dat beleid ontbraken de nodige financiële middelen. Gelukkig kreeg zij steun, niet alleen van de provincie maar ook van het rijk. De kerken en de gegoede burgers van Zierikzee droegen eveneens een steentje bij. En ook Koning Willem I schonk een somma aan de stad. Daardoor verschenen armenfabrieken zoals de pak-, zak- en behangsellinnenfabriek en de koffiebalenfabriek, een breischool en een spinnerij.29) Sommige bedrijfjes gingen echter spoedig ten gronde. De scheepsbouw werd gestimuleerd en dit leidde tot het bouwen van een tweetal scheepstimmerwerven. In de eerste helft van de negentiende eeuw liepen tientallen schepen van stapel.30) Het aantal inwoners groeide weer, al was het langzaam: van 6.325 in 1830 tot 7.419 inwoners in I860. In de achttiende eeuw was het inwonersaantal zelfs meer dan 10.000 geweest!31) In grafiek II is de ontwikkeling in de negentiende eeuw te zien.32) Grafiek II. De ontwikkeling van de bevolkingsomvang in Zierikzee, 1830-1860. Die lichte stijging wilde niet zeggen dat de armoede verminderde en de werkgelegen heid was gestegen. Het aantal bedeelden bleef in die periode gelijk. In het begin van de negentiende eeuw werden ongeveer 2.000 personen bedeeld. In het gemeenteversie" van 1852 is nog steeds sprake van 1.920 bedeelde Zierikzeeënaren. Dit betekende d ongeveer een kwart van de bevolking in armoede leefde. Ondersteuning werd door diverse kerkelijke instanties en verenigingen gegeven. Uit h gemeenteverslag van 1851 blijkt bijvoorbeeld dat de Hervormde Gemeente, de grootste kerk met 5.185 leden, 1.345 personen bedeelde. De Rooms-Katholieke parochie, bestaande uit 1.736 leden, bedeelde 521 armen. De Evangelisch-Lutherse Gemeente, met 172 leden, gaf 13 personen een ondersteuning. Ondanks alle inspanningen telde Zierikzee in 1851 naast de katoenweverij, een garancinefabriek, een zoutkeet, vier houtzaag-, koren-, grut- en oliemolens, vier meestoven, twee scheepstimmerwerven, een vlasserij, een bezemmakerij en een vellenploterij.33) De komst van de katoenweverij bracht uitkomst voor vele inwoners van de stad. Daarnaast is het mogelijk dat ook de scheepsbouw door de komst van het bedrijf werd gestimuleerd. In 1838 werd immers de kiel gelegd van een Oost- 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1987 | | pagina 44