De oprichting van de katoenweverij, 1838 en 1839
De firma Salomonson stelde zich in september 1838 al in contact met het stadsbestuur van
Zierikzee, waarschijnlijk was toen al bekend waar de weverijen opgericht zouden worden. Na
de officiële toewijzing konden zij meteen aan de slag.
Allereerst werd een commissie benoemd, die de zaken van de weverij namens het
stadsbestuur voortzette. Deze Commissie van Toezicht (verder Commissie genoemd)
bestond uit de raadsleden J. Boeye, A. Moens van Bloois en H. W. Ie Sage ten Broek. Zij legde
verantwoording af aan Burgemeester en Wethouders (afgekort B. en W.) en kreeg
opdrachten van het college. De Commissie onderhandelde met de Almelose firma, ontwierp
het contract tussen de gemeente en de Salomonsons, maakte een reglement van orde voor
de fabriek, zocht de benodigde arbeidskrachten, nam hen aan, stelde lonen en premies vast
(overigens in overleg met de firmanten), bemiddelde in arbeidsconflicten en droeg zorg
voor het onderhoud van het fabriekslokaal.35)
De fabrikanten stelden bepaalde eisen aan een lokaal. Besloten werd de voormalige kazerne
aan de St. Anthoniestraat (later Manhuisstraat) gereed te maken. Tevens moest een klein
huisje gevonden worden voor de meesterknecht. Het cholerahospitaal aan het Zuidzijde
Voormalige kazerne in de St. Anthoniestraat (later Manhuisstraat), Zierikzee, op de voorgrond links. Tussen
1838 en 1856 was dit gebouw fabriekslokaal van de firma Salomonson Rechts het oude gebouw van de
Rijksscholengemeenschap „Professor Zeeman" nieuwbouw 1936).
(Foto: Johan Berrevoetsjr., oktober 1987.