Uit de grafiek blijkt dat niet aan de eis van de N.H.M. werd voldaan. De produktie van vijfkwart
en zeskwart calicots varieerde. Kennelijk is deze eis vervallen. Sinds 1845 overtreft het aantal
zeskwart calicots dat van de vijfkwart en gaat daarna in sprongen omhoog. Na 1852 zijn geen
cijfers bekend. In 1856, toen de Salomonsons de weverij verlieten, zakt de produktie in
elkaar.
Uit tabel 1 en grafiek III blijkt verder dat er goede en minder goede ofwel slechte jaren waren.
Ondanks de inzet van de firma Salomonson, rijk, provincie en gemeente was er sprake van
een instabiele omzet. Dat had alles te maken met de calicotmarkt: de afzetmogelijkheden in
Indië.
Het beïnvloedde ook de hoogte van de lonen. AI in 1840 daalden de lonen in Overijssel. De
Zierikzeese bleven op peil, maar de Salomonsons klaagden wel over de hoge kosten van
verlichting en verwarming van de fabriek in de winter. Zij wilden deze kosten op de wevers
verhalen. Burgemeester De Crane liet dit niet toe. Het zou een verkapte loonsvermindering
betekenen en dat zou de wevers demotiveren. Toen uiteindelijk de N.H.M. hem vertelde dat
ook zij ten gevolge van de crisis de aankoopprijs moesten verlagen, besefte hij dat een
dergelijke „loonsverlaging" onvermijdelijk was.
In 1843 twijfelde de Twentse firma over het voortbestaan van de weverij. Zij vroeg zich af of
het nog zinvol was.„Het ware beter, niet voort te gaan", schreef zij aan het Zierikzeese
stadsbestuur.43) Het gevaar van sluiting werd teniet gedaan doordat de gemeente besloot
het bedrijf financieel te steunen. De andere Zeeuwse gemeenten waren ook daartoe
overgegaan. De lonen daalden: een vijfkwart stuk leverde de wever 55 cent op en een
zeskwart 65 cent. Uit een schrijven van B. en W. van Almelo blijkt dat de lonen in die
gemeente al waren gezakt naar respectievelijk 50 en 60 cent. In Borne kreeg een wever nog
slechts 45 cent voor een vijfkwart en 50 cent voor een zeskwart calicot.44) In 1845 keerde
het getij en gingen de lonen in Overijssel zelfs weer omhoog. Volgens een aantekening van
ene A. Velthuizen uit Zierikzee, waarschijnlijk een baas en afkomstig uit Almelo, waren de
lonen in 1844 in Hengelo al verhoogd tot 70 a 85 cent voor een zeskwart katoentje.45) In
Zierikzee werden de lonen kunstmatig verhoogd door het toekennen van allerlei premies.
Zoals bijvoorbeeld een premie van 5 gulden als een wever al 5 jaren zonder onderbrekingen
op de weverij werkzaam was. Bij 10 jaren trouwe dienst kreeg hij een premie van 10 gulden.
Kwaliteitswerk werd extra beloond en aan het eind van de winter Inregen de wevers, ook
afhankelijk van de kwaliteit van hun werk, een schadeloosstelling voor de kosten van olie
voor verlichting en verwarming.
Na een tijd van opleving stagneerde in 1845 de aanvoer van katoenen garens uit Engeland en
lag de weverij enkele weken stil. De wevers hadden toen geen inkomen. De stagnatie werd
veroorzaakt door ongeregeldheden onder het Engelse werkvolk. Een jaar later herhaalde dit
zich. Daardoor werden de premies weer ingetrokken. Toen na een korte periode de markt
zich herstelde werden ook de premies weer uitbetaald. In 1848 was opnieuw sprake van
overproduktie. Bovendien heerste er in de landen rondom Nederland sociale en politieke
onrust, zodat de werkzaamheden in de fabriek weer verslapten.
Tenslotte brak het jaar 1849 aan: de tien jaren van het contract met de Salomonsons en de
N.H.M. waren om. De discussie over het al dan niet voortbestaan van de weverij laaide op
Omdat de calicotmarkt weer goede vooaiitzichten bood, verzekerde de Almelose firma de
toekomst van de Zierikzeese katoenfabriek.
Gegevens over de katoenweverij worden na 1849 schaarser. De Commissie staakte het
nauwkeurig bijhouden van de notulen en in het stadsarchief werden alleen de data
genoteerd waarop de „bewijzen van oorsprong" werden afgegeven. In 1852 wordt melding
gemaakt van de „ijver" van de wevers.46) In dat jaar was het bedrag aan uitbetaalde
weeflonen ook erg hoog, zoals in grafiek IV is uitgedrukt.47) Het aantal wevers in dat jaar was
gemiddeld 208. De lonen waren waarschijnlijk gestegen, zodat de wevers weer voldoende
gemotiveerd werden.
54