Salomonson was opgeheven en voortgezet zou worden door de Zeeuwse Weverij
Combinatie. Meer dan de helft van het aantal wevers werd ontslagen en de produktie ging
drastisch omlaag. Op 15 juni 1868 sloot de weverij definitief haar poorten.48)
De Commissie van Toezicht voor de katoenweverij: werkzaamheden en sociaal
beleid
De Commissie was nauw betrokken bij de katoenweverij. Haar taken zijn al eerder
omschreven. Gedurende het bestaan heeft de Commissie toegezien op het reilen en zeilen
van de fabriek. Zij lette daarbij niet alleen op de economische, maar ook op de sociale
factoren.
Na het overlijden van Le Sage ten Broek in 1845, nam Mr. J. J. Ermerins zijn lidmaatschap van
de Commissie over. Op zijn beurt werd hij in 1855 samen met de heer Boeye, vervangen door
Jkhr. J. L. de Jonge en de heer S. G. van der Grijp. In de aanvangsperiode vergaderde de
Commissie zeer regelmatig, soms tweemaal per week. De bijeenkomsten vonden plaats bij
één van de commissieleden thuis. Enige tijd later werden de vergaderingen op het stadhuis
gehouden en weer later kwam een lokaal op de weverij vrij voor bijeenkomsten.
Vanaf 1838 hield de Commissie een alfabetische lijst bij van wevers die ooit op de fabriek
hadden gewerkt. In een tweede lijst stonden naast de namen van de wevers ook hun
leeftijden, het beroep van de ouders, het adres, de grootte van het gezin, of zij al dan niet
werden bedeeld en tot welke kerk zij behoorden. In een aparte kolom „bijzonderheden"
werd bijvoorbeeld vermeld wanneer de desbetreffende wever op de weverij was gekomen of
wanneer deze weer was vertrokken en waarom. Soms werd in de kantlijnen de kwaliteit van
het werk van de wever genoteerd en of hij de godsdienstlessen wel regelmatig volgde. In
enkele gevallen werden zelfs de familiebetrekkingen tot andere wevers omschreven.
Tenslotte bestond er een derde lijst met namen van arbeiders die graag op de weverij wilden
werken maar tot dan toe nog niet waren opgeroepen. Gedurende de periode 1842 - 1846
hield de secretaris van de Commissie de produktie van katoentjes per week bij en noteerde
wanneer en waarheen de zendingen werden verstuurd.
Naast administratief werk bemiddelde de Commissie in conflictsituaties tussen directie,
bazen en arbeiders. De wevers kwamen met klachten op het wekelijkse spreekuur van de
Commissie en vertelden over misstanden op de fabriek. Steeds trachtten de leden van de
Commissie de soms hoog opgelopen emoties te sussen. Veelal werden de wevers toch
berispt en moesten zij beloven zich beter te gedragen.
In het najaar van 1840 liep het aantal klachten van wevers en hun familieleden schrikbarend
omhoog. De Commissie kon op dat moment de redenen daarvan moeilijk achterhalen, want
de directeur „vergat" steeds de juiste gegevens te verstrekken over bepaalde zaken. Enkele
wevers klaagden bijvoorbeeld over kettingdraden die meerdere malen braken omdat ze
slecht gespannen en te dun waren, waardoor het weven veel trager ging. Ze moesten vaak
lang op hulp wachten als een draad gebroken was. Ze waren het niet eens met boeten die de
directeur hen had opgelegd. Campbell vergat ook premies en schadeloosstellingen uit te
betalen. De Commissie adviseerde de directeur meer orde in de fabriek te brengen. Elke
baas zou een aantal weefgetouwen en wevers onder zijn hoede moeten nemen. In februari
1841, toen Campbell nog niet had gereageerd, bleek dat deze geen orde meer kon houden.
Op 16 maart verscheen Godfried Salomonson zelf om orde op zaken te stellen. Directeur
Campbell werd op staande voet ontslagen en in april werd een nieuwe directeur benoemd:
de heer I. Wertheim uit Almelo. In 1856 was hij nog steeds directeur en onder zijn bewind
ging het beter. De rust in de fabriek keerde weer en enkele wevers die eerder de weverij
hadden verlaten, wilden graag terugkomen. Zoals bijvoorbeeld Willem Thiele, een ijverig
wever die meer dan vijf stukjes per week kon weven. Hij verliet de weverij omdat hij dit aantal
56