In de vroege morgen van 26 mei 1865 vertrok men op wagens ter beschikking gesteld door de landbouwer M. van der Linde Cz. Toen de met mensen, kisten en pakken beladen wagens het doip uitdraaiden, zou één van de emigranten geroepen hebben: „In laet 't noe ma verbrande..". In Zijpe namen ze de „Telegraafboot naar Antwerpen, waar ze voor een week onderdak vonden in het emigrantenhuis. Ach die ongelukkigen; maar wie kan in de toekomst lezen, wie kon weten, dat slechts zeven na een vreeselijk lijden weder den vasten wal zouden bereiken? Duitsers, Belgen, Fransen en ook Polen wachtten op 4 juni om scheep te gaan op de „William Nelson", een 75 m lang Amerikaans fregat met drie masten. Het had 600 ton koopmansgoederen aan boord o.a. rails en wijn. De dag voor het vertrek brachten de landverhuizers hun goederen aan boord. Onder in het schip was hun verblijfplaats. Ieder huisgezin had een „appartement" door ruwe planken gescheiden. Als „tussen dekspassagiers" gingen zo de meeste emigranten naar Amerika. Gemeld zij nog, dat er 538 passagiers aan boord waren, en dat in het middengedeelte van het schip, door slechts ruwe planken van de passagiers gescheiden, vaten met terpentijn gestapeld lagen. Dit laatste nu zou niet zulk een bizonderheid zijn, als dit niet de oorzaak was geweest van, of had moeten meewerken tot een afgrijselijk drama, dat ongeveer drie weken later werd afgespeeld. Over de aantallen passagiers lopen de berichten uiteen. Brand aan boord spreekt van 538 passagiers, hetgeen redelijk overeenkomt met de in de verslagen genoemde aantallen. Leendert van der Have, die meegereisd was met zijn broer Daniël, nam afscheid en sleepboten trokken de „William Nelson" de Schelde op tot de rede van Vlissingen, waar twee dagen later met gunstige wind koers gezet werd naar het westen. De voeding aan boord, aangegeven op een spijslijst, was goed, zij bestond uit: Maandag, aardappelen met vleesch en groente; Dinsdag, kapucijners met spek; Woensdag, z.g. jan-in-den-zak; Donderdag, bruine boonen met spek; Vrijdag, rijst; Zaterdag, erwtensoep met spek; Zondag, aardappelen met visch, terwijl des morgens en 's avonds brood met boter en koffie werd verstrekt. In het Engelse Kanaal had men drie dagen windstilte en meteen daarna raakte het schip in een storm verzeild. Gelukkig evenwel hield het schip zich goed, en toen den avond van dienzelfden dag de storm begon te bedaren, en den volgenden morgen aan de passagiers weder een kalme zee te aanschouwen gaf, terwijl er een flinke bries waaide, was het leed weder geleden en ieder vol goeden moed. Het hijsen van het anker op het dek toonde aan de passagiers dat de Atlantische Oceaan bereikt was. Intusschen zij nog medegedeeld, dat de voeding van mindere kwaliteit begon te worden, zoodat, toen het schip het Kanaal uit was gestevend, de spijslijst een overbodig weelde-artikel was geworden, en de voeding in hoofdzaak bestond uit: slechte erwten en boonen en slechte scheepsbeschuit, wat tengevolge had, dat verscheidene passagiers mopperden, dat hun evenwel niets hielp. Om de noodlottige gebeurtenissen die nu volgen goed te begrijpen, staat hier eerst een kaartje van de noordelijke Atlantische Oceaan, waar de scheepsbewegingen op staan, die in het navolgende een rol zullen spelen. Dit kaartje kon gemaakt worden aan de hand van de officiële verslagen van diverse kapiteins gepubliceerd in het Journal du Havre tussen 5 juli en 21 juli 1865. 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1987 | | pagina 72