Johannes Vis Jan van den Berge Jb.z. Marinus Pelle Jan Pelle Johannes Honds (ook Gerardus Honas) herkomst onbekend. De andere geredden kwamen uit Baden, Beieren, Hessen, Italië, Luxemburg, Pruisen, Württemberg en Zwitserland. Bij de geredden waren vijf vrouwen en' vijf kinderen, waaronder een baby van 14 dagen die aan boord geboren was. De consuls van deze landen (namens Nederland de vice-consul Albert d'Allens) schrijven later een bedankbrief aan Stetson. In dit verslag is sprake van andere schepen die te hulp kwamen, ook Pelle vertelde dat. Dit was ongetwijfeld het in het Journal du Havre te vinden Franse stoomschip „Lafayette" onder gezag van kapitein A. Bocandé. In het verslag dat aan boord werd opgemaakt, verklaart deze kapitein dat hij op dinsdag 27 juni om half zes 's avonds 4l°21' N.B. en 50020' W.L. twee reddingsloepen met schipbreukelingen aan boord heeft genomen. Hij nam ook 15 geredden aan boord over van het Russisch-Finse zeilschip „Ilmari" (kapitein Adolphe Niska). Kapitein Bocandé bleef op de rampplaats kruisen, gaf kanon- en geweerschoten af, maar vond de laatste reddingsloep niet (die zoals we al zagen gered werd door de „Mercury"). Met 42 geredden komt de „Lafayette" op 5 juli in Brest en 6 juli in Le Havre aan. Bij dit verslag staand geen namen van geredden. Wel weten we uit andere bron (Lijst van geredden en vermisten opgemaakt door de Nederlandse vice-consul in Le Havre) dat van de „Lafayette" werd gered de 18-jarige Mina Kamps uit Winterswijk (Johannes Kamps staat bij de vermisten, evenals Josephus Plekenpol, ook een Nederlander van onbekende herkomst). De lijst werd overigens opgemaakt naar gegevens van de geredde schipbreukelingen, niet naar officiële passagierslijsten die zich wellicht in Antwerpen bij de „emigratie-agent" Adolf Strauss bevonden. Tenslotte worden nog 30 mensen (21 mannen en 9 vrouwen) van de „William Nelson" gered door de „Meteor" van kapitein Hart, varende van Poito Rico naar Queenstown, die woensdag 28 juni opgepikt waren op 4l058, N.B. en 51°4T W.L. Deze geredden, velen met brandwonden, zaten niet in een boot, maar dreven rond op balken, stukken hout, in vaten enz., waar ze twee dagen en twee nachten zonder eten en drinken tegen de dood vochten. Er waren zelfs acht vrouwen die op een stuk van de grote mast zaten als op een paard. De geredden zeiden een Amerikaans schip gezien te hebben dat doorvoer (de „Mercury"!). De „Meteor" zag een groot schip (de „Lafayette"!) maar had beperkt voedsel aan boord en zeilde verder naar Saint-Jean-de Terre-Neuve, waar de schipbreukelingen aan land gezet werden. De geredden waren Duitsers. In totaal komen we zo op 115 geredde schipbreukelingen van het totaal van ca. 550 bemanningsleden en passagiers. Wonderbaarlijke reddingen De kranten in Frankrijk en Nederland meldden behalve de feiten (die trouwens nogal eens uiteen lopen) ook een paar gebeurtenissen die zeker tot de verbeelding hebben gesproken. Ook daarin herkennen we de persberichten rond de recente ramp van de „Herald". In het Journal du Havrevan 11 juli staat al het verhaal van een Duitse baby van 14 dagen aan boord van de „William Nelson" geboren. Samen met z'n zusje Sybal MargrafF(s) is hij gered en verzorgd door een jonge vrouw Mayer van 19 jaar, die zelf 6 a 7 maanden in verwachting is en wier echtgenoot ook gered is. Zij voedde de baby met speeksel. De baby krijgt in de kranten al snel de bijnaam „Le petit Moïse" of „Nouveau Moïse" (kleine of nieuwe Mozes). 75

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 1987 | | pagina 77